ECLI:NL:CRVB:2017:944
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van bijstandsverlening na maximale vakantieperiode zonder dringende reden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante ontving een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op basis van de Algemene ouderdomswet en de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante meldde op 30 januari 2014 dat zij op vakantie ging naar Ghana en op 3 april 2014 zou terugkeren. Echter, op 7 april 2014 meldde zij dat zij wegens ziekte niet in staat was om te reizen. De Sociale verzekeringsbank (Svb) beëindigde de AIO-aanvulling per 6 mei 2014, omdat appellante langer dan dertien weken buiten Nederland verbleef en niet aannemelijk had gemaakt dat zij door ziekte niet kon terugkeren.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat zij door haar medische toestand niet in staat was om terug te keren en dat er zeer dringende redenen waren om bijstand te verlenen. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij in behoeftige omstandigheden verkeerde tijdens haar verblijf in Ghana, aangezien zij daar medische zorg ontving en door familie werd verzorgd. De Raad concludeerde dat er geen zeer dringende redenen waren die bijstandsverlening rechtvaardigden en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep besloot dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.