Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
M.A.H. van Dalen-van Bekkum als leden, in tegenwoordigheid van L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2017.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar door de Sociale verzekeringsbank (Svb) met betrekking tot de AOW-toeslag van appellant. Appellant ontving een pensioen en een toeslag ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). In 2011 ontving de Svb een melding van de Belastingdienst over inkomsten van de echtgenote van appellant die van invloed konden zijn op de toeslag. De Svb verzocht appellant om nadere gegevens over het inkomen van zijn echtgenote. In juli 2013 werd appellant meegedeeld dat hij geen toeslag meer zou ontvangen en dat hij een onjuist bedrag aan toeslag had ontvangen over de periode van januari 2006 tot en met december 2011. Appellant diende een bezwaarschrift in, maar de Svb verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat de bezwaartermijn was verstreken. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze beslissing ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de brieven van de Svb als besluiten moeten worden aangemerkt en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb zorgvuldig had gehandeld. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.