ECLI:NL:CRVB:2017:910

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 maart 2017
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
15/3885 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling bij intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door bestuursorgaan

Op 7 maart 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/3885 WWB. Deze uitspraak betreft een hoger beroep ingesteld door het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland tegen de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het hoger beroep was ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland op 21 april 2015. Namens het college heeft advocaat mr. R.S. Wertheim het hoger beroep ingediend, maar op 20 september 2016 heeft hij dit hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van de staatssecretaris.

De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend en met toestemming van beide partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. De Raad heeft vastgesteld dat het hoger beroep is ingetrokken omdat de staatssecretaris met een besluit van 7 september 2016 tegemoet is gekomen aan de bezwaren van het college. Dit leidde tot de vraag of de staatssecretaris veroordeeld kon worden in de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de staatssecretaris inderdaad in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, omdat het bestuursorgaan geheel aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De proceskosten zijn begroot op € 990,- voor de procedure in beroep en € 495,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.485,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 maart 2017
15/3885 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 april 2015, 13/5987 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland (appellant)
de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (staatssecretaris)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R.S. Wertheim, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 20 september 2016 heeft R.S. Wertheim namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de staatsecretaris te veroordelen in de proceskosten.
De staatssecretaris heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat het hoger beroep is ingetrokken omdat de staatssecretaris met het besluit van 7 september 2016 aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De staatssecretaris wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 990,- in beroep en € 495,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor een vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar bestaat geen grond, omdat appellant destijds zelf bezwaar heeft gemaakt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt de staatssecretaris in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.485,-.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2017.
(getekend)E.C.R. Schut
(getekend) N. Khachatryan

JL