ECLI:NL:CRVB:2017:887
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens plichtsverzuim door onterecht raadplegen van de basisregistratie personen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de Werkorganisatie CGM ongegrond werd verklaard. Appellante, werkzaam sinds 1988 bij de Werkorganisatie CGM, werd beschuldigd van plichtsverzuim omdat zij de basisregistratie personen (brp) voor privé-doeleinden had geraadpleegd. Dit gebeurde naar aanleiding van een klacht over het vermoeden van misbruik van vertrouwelijke persoonsgegevens. Na een intern onderzoek werd vastgesteld dat appellante meerdere keren persoonsgegevens van verschillende personen had geraadpleegd zonder legitieme reden. Het dagelijks bestuur legde haar daarop een straf van onvoorwaardelijk ontslag op, wat door de rechtbank werd bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de opgelegde straf niet onevenredig was in verhouding tot de ernst van het plichtsverzuim. De Raad benadrukte dat appellante zich niet had gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt en dat haar argumenten over de legitiemheid van haar handelen niet opgingen. De Raad verwierp ook het standpunt van appellante dat haar gedragingen niet aan haar konden worden toegerekend vanwege een persoonlijkheidskenmerk, alexithymie. De lange staat van dienst van appellante en de gevolgen van het ontslag voor haar persoonlijke en financiële situatie werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om tot een ander oordeel te komen. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en de straf van onvoorwaardelijk ontslag werd gehandhaafd.