Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Een onderdeel van de harmonisatieafspraken is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior binnen de GGP’ (loopbaanbeleid). In die bijlage zijn de afspraken vastgelegd over de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de doorstroming van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP’. Er zijn nadere uitvoeringsafspraken vastgesteld. De korpschef heeft het loopbaanbeleid alsmede deze uitvoeringsafspraken ten grondslag gelegd aan zijn beslissingen op verzoeken om doorstroming.
,na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 18 juli 2014 (bestreden besluit), heeft de korpschef het verzoek om doorstroming van appellant afgewezen op de grond dat hij niet beschikt over de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP. Bij dit besluit is, naast beoordeling 1, tevens betrokken de beoordeling over het functioneren van appellant in de periode oktober 2011 tot maart 2013 (beoordeling 2). Deze beoordeling is door het bevoegd gezag vastgesteld op 17 oktober 2013. De eindbeoordeling is “goed”.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij - kort gezegd en voor zover hier van belang - overwogen dat uit de beoordelingen blijkt dat de leidinggevende van appellant vindt dat hij meer kracht en geloofwaardigheid moet uitstralen, meer contact met collega’s moet zoeken, dat hij beter met feedback moet omgaan en dat hij meer inzicht zou moeten vormen over zijn eigen kwaliteiten en ontwikkelpunten. Daarnaast blijkt de leidinggevende van mening dat doorontwikkeling niet ligt in het zogenaamde ‘blauw’, maar eerder in de richting van recherche of die van specialist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de korpschef hieruit mogen concluderen dat appellant niet over de verwachte geschiktheid beschikt voor de functie van senior GGP. Dat hij in de periode van maart 2013 tot en met september 2014 was aangesteld als medewerker bij het Regionaal Coördinatiepunt aanpak hennepteelt, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu dit buiten de te beoordelen periode voor bevordering valt.
.Er is ook geen stijgende lijn waargenomen, wat cruciaal is om te spreken van ontwikkeling. Het traject is om die reden door zijn leidinggevende beëindigd. Op grond daarvan heeft de korpschef zich op het standpunt gesteld dat appellant in zijn functioneren als generalist GGP in onvoldoende mate heeft laten zien dat hij geschikt is om als meest ervaren collega acties te coördineren en dus ook niet over de verwachte geschiktheid beschikt voor de functie van senior GGP. Naar het oordeel van de Raad heeft de korpschef in redelijkheid tot dit negatieve oordeel over de verwachte geschiktheid kunnen komen.