ECLI:NL:CRVB:2017:685
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatig verkregen bewijs en de rol van privaat onderzoek in bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de intrekking van bijstandsverlening aan betrokkene, die sinds 5 oktober 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding dat betrokkene niet meer op het opgegeven adres woonde, heeft het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking A2-gemeenten een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek werd uitgevoerd door een privaat bedrijf, wat leidde tot de conclusie dat betrokkene de inlichtingenverplichting had geschonden.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit van de appellant gegrond verklaard en het besluit vernietigd, maar het beroep tegen andere besluiten niet-ontvankelijk verklaard. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoerde dat er voldoende bewijs was voor de conclusie dat betrokkene niet op het opgegeven adres woonde. Betrokkene stelde echter dat het onderzoek onrechtmatig was, omdat het volledig was uitgevoerd door een privaat bedrijf zonder adequate regievoering door de klantmanager.
De Raad oordeelde dat de onderzoeksbevindingen onrechtmatig verkregen bewijs waren, omdat de kerntaken van de uitvoering van de WWB niet aan een privaat bedrijf mochten worden uitbesteed. De Raad concludeerde dat het gebruik van dit bewijs door appellant ontoelaatbaar was en dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid. De Raad droeg appellant op om het gebrek in het besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.