ECLI:NL:CRVB:2017:521

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
15/7464 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2015, waarin het beroep van appellant wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaren niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellant, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden waaronder opvang werd geboden in Amsterdam. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had zijn aanvraag om opvang op 16 april 2014 afgewezen. Appellant stelde het college in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschriften en stelde beroep in tegen deze gang van zaken. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit gegrond, maar het beroep wegens het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant zijn gronden had beperkt tot de verschuldigdheid van dwangsommen en dat hij niet eerst in hoger beroep kon komen tegen het standpunt van het college over zijn recht op opvang. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/7464 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2015, 14/6646 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.G. Fischer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de zaken 15/7330, 15/7464, 15/6741, 15/6802, 15/6803, 15/6838, 15/7332, 15/7472, 15/7474, 15/6853 en 15/7269 heeft gevoegd plaatsgehad op 2 november 2016. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die, op grond van het in de artikelen 10 en 11 van de Vw 2000 opgenomen koppelingsbeginsel, ten tijde hier van belang geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen.
1.2.
Appellant heeft op respectievelijk 30 december 2013 en 3 maart 2014 bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden waaronder opvang in het Arkingebouw aan het Surinameplein te Amsterdam (de – voormalige – Jellinek) is geboden.
1.3.
Het college heeft deze bezwaarschriften aangemerkt als aanvraag om opvang als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en deze aanvraag bij besluit van 16 april 2014 afgewezen.
1.4.
Appellant heeft op 23 april 2014 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 april 2014. Op 15 augustus 2014 heeft hij het college in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de bezwaarschriften van 30 december 2013, 3 maart 2014 en 23 april 2014. Op 10 oktober 2014 heeft hij beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op deze bezwaarschriften.
1.5.
Bij beslissing op bezwaar van 21 januari 2015 (bestreden besluit) heeft het college de weigering om aan appellant opvang als bedoeld in de Wmo te verlenen, gehandhaafd. Het college heeft geen dwangsom toegekend wegens niet tijdig beslissen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep wegens het niet tijdig beslissen op de bezwaren van appellant niet-ontvankelijk verklaard. Voorts heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover daarbij geen dwangsom is toegekend wegens het niet tijdig beslissen op de bezwaren van 30 december 2013 en 3 maart 2014, bepaald dat de aangevallen uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit en bepaald dat het college een dwangsom verbeurt van in totaal € 2.520,-.
3. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het hoger beroep van appellant richt zich uitsluitend tegen de aangevallen uitspraak voor zover daarbij geen oordeel is gegeven over zijn recht op opvang als bedoeld in de Wmo.
4.2.
De Raad stelt vast dat appellant in beroep zijn gronden heeft beperkt tot de verschuldigdheid van dwangsommen. Er is geen grond om te oordelen dat appellant redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt dat hij zijn beroepsgronden aldus heeft beperkt. Uit artikel 6:13 in verbinding met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dan dat appellant niet eerst in hoger beroep kan opkomen tegen het standpunt van het college over zijn recht op opvang.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking, voor zover aangevochten.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door N.R. Docter, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2017.
(getekend) N.R. Docter
(getekend) M.S.E.S. Umans

RB