ECLI:NL:CRVB:2017:520

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
15 februari 2017
Zaaknummer
15/7460 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opvang op grond van de Wmo en leefgeld voor vreemdelingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 oktober 2015, waarin het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond werd verklaard. Appellant, een vreemdeling zoals gedefinieerd in de Vreemdelingenwet 2000, had een aanvraag ingediend voor opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze aanvraag werd aanvankelijk afgewezen, maar later door het college herroepen, waarbij aan appellant opvang werd verleend.

Appellant stelt in hoger beroep dat hem over de periode van 14 juli 2014 tot 3 februari 2015 ten onrechte geen leefgeld is toegekend, conform de normen van het Fonds Gevolgen Vreemdelingenwetgeving en de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt echter dat deze beroepsgrond niet slaagt, omdat er geen onderbouwing voor deze claim is gegeven.

De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank blijft dus in stand, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 februari 2017.

Uitspraak

15/7460 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
9 oktober 2015, 15/1117 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. Sprakel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting in de zaken 15/7810, 15/7811, 15/7460, 15/7468, 15/8334, 15/6855, 15/6856, 15/7277, 15/7013, 15/7031 en 15/7272 heeft gevoegd plaatsgehad op 2 november 2016. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is een vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) die, op grond van het in de artikelen 10 en 11 van de Vw 2000 opgenomen koppelingsbeginsel, ten tijde hier van belang geen aanspraak had op voorzieningen, verstrekkingen en uitkeringen.
1.2.
Het college heeft de aanvraag van appellant van 14 juli 2014 aangemerkt als aanvraag om opvang als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en deze aanvraag bij besluit van 22 september 2014 afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 3 februari 2015 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant gegrond verklaard, het besluit van 22 september 2014 herroepen en aan appellant opvang als bedoeld in de Wmo verleend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad begrijpt het bestreden besluit aldus dat aan appellant maatschappelijke opvang als bedoeld in de Wmo is verleend, bestaande uit opvang op de locatie Walborg 2A en vervolgens opvang in het West Side Inn hotel te Amsterdam.
4.2.
Appellant voert in hoger beroep aan dat hem over de periode van 14 juli 2014 tot
3 februari 2015 ten onrechte geen leefgeld is toegekend conform de normen die zijn opgenomen in het Fonds Gevolgen Vreemdelingenwetgeving en de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005, terwijl hij daarop wel recht heeft. Reeds omdat iedere onderbouwing van deze beroepsgrond ontbreekt, slaagt deze beroepsgrond niet.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2017.
(getekend)n L.M. Tobé
(getekend) M.S.E.S. Umans

RB