1.6.Bij besluit van 20 november 2013 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen besluit 1 ongegrond verklaard en tegen besluit 2 gedeeltelijk gegrond verklaard en de terugvordering verlaagd naar een bedrag van € 4.889,25 onder toekenning van een vergoeding van de kosten van bezwaar. Het college heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat besluit 1 is komen te vervallen bij besluit 3, ook al is dat in dat laatste besluit niet te lezen. Het bezwaar tegen besluit 1 wordt gericht geacht tegen besluit 3. Appellanten hebben geen melding gemaakt van het feit dat zij een gezamenlijke huishouding zijn gaan voeren en dat appellant inkomsten had. De conclusie luidt dat appellante over periode 1 geen recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande, maar naar de norm voor gehuwden, dat appellante over periode 2 recht had op de norm van een alleenstaande ouder en dat appellanten in periode 3 recht op bijstand hebben naar de norm voor gehuwden. De terugvordering is berekend als volgt. De aan appellante verleende bijstand naar de norm voor een alleenstaande is over perioden 1 en 3 teruggevorderd en voor zover gelegen in het jaar 2011 gebruteerd. Dit leidt tot een netto terugvordering tot een bedrag van € 6.555,84 en een brutering van € 1.709,22. Over perioden 1 en 3 ontvingen appellanten gehuwden bijstand na aftrek van inkomsten tot een bedrag van € 3.055,59. Dit bedrag wordt over het jaar 2011 niet gebruteerd omdat het bedrag in 2012 is ontvangen. Deze bedragen gesaldeerd en verminderd met de gereserveerde vakantie-uitkering vormen het bedrag van de terugvordering.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep hebben appellanten zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij voeren - kort samengevat - aan dat het college de terugvordering niet mocht bruteren, of in ieder geval niet voor het geheel.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Nu de terugvordering door het terugvorderingsbesluit van 10 mei 2012 is ontstaan vóór 1 januari 2013 blijft, gelet op het overgangsrecht, het voordien geldende recht van toepassing.
4.1.2.Ingevolge artikel 58, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB (tekst vóór 1 januari 2013) kan het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kosten van bijstand terugvorderen, voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
4.1.3.Ingevolge artikel 58, vierde lid, van WWB (tekst vóór 1 januari 2013) kan, bij gebreke van tijdige betaling de vordering worden verhoogd met de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. Loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, kunnen worden teruggevorderd, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen.
4.1.4.Ingevolge artikel 59, tweede lid, van de WWB (tekst vóór 1 januari 2013) kunnen indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend maar zulks achterwege is gebleven, omdat de belanghebbende de verplichtingen, bedoeld in artikel 17, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet of niet behoorlijk is nagekomen, de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in paragraaf 3.4, bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.