Uitspraak
18 september 2015, 14/5402 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de opvang van appellant in de Vluchthaven te Amsterdam. Bij aanvang van de opvang was al vastgesteld dat deze zou eindigen op 31 mei 2014. Appellant was, of zijn gemachtigde was, op de hoogte van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen deze einddatum. De brief van 26 juni 2014, waarin het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam meedeelt dat de opvang beëindigd dient te worden, wordt door de Centrale Raad van Beroep niet aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad oordeelt dat deze brief slechts een informatieve mededeling is en niet gericht is op rechtsgevolg. Het college had in deze brief ook voorgesteld om de aanvraag van appellant aan te merken als een aanvraag om maatschappelijke opvang in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), maar ook deze aankondiging is niet gericht op rechtsgevolg. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.