ECLI:NL:CRVB:2017:4274

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
16/7732 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake terugvordering bijstandsverlening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had een beroepschrift ingediend tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek, dat hem een bedrag van € 4.680,90 had teruggevorderd wegens een ontvangen erfenis. De rechtbank had het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift te laat was ingediend en er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding.

De Raad heeft vastgesteld dat de beroepstermijn van zes weken, die begon op 25 mei 2016, op 5 juli 2016 eindigde. Het beroepschrift was gedateerd op 30 juni 2016, maar werd pas op 11 juli 2016 door de rechtbank ontvangen. De Raad heeft geoordeeld dat de appellant onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De keuze van de appellant om juridische hulp in te schakelen bij het Rechtskundig [naam dienst] heeft niet geleid tot een verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien het de verantwoordelijkheid van de appellant was om tijdig maatregelen te nemen om de indiening van het beroepschrift te waarborgen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de appellant afgewezen. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de Raad geen aanleiding ziet om de kosten te compenseren.

Uitspraak

16.7732 PW

Datum uitspraak: 12 december 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
2 november 2016, 16/3974 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2017
.Appellant is verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door C. Groot Zevert.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving bijstand, laatstelijk ingevolge de Participatiewet.
1.2.
Bij besluit van 23 april 2015, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 24 mei 2016 (bestreden besluit), heeft het dagelijks bestuur de over de periode van 4 november 2013 tot en met 5 maart 2014 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 4.680,90 van appellant teruggevorderd in verband met een ontvangen erfenis.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit
niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft daartoe - kort gezegd - overwogen dat appellant niet tijdig beroep heeft ingesteld en dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voorop wordt gesteld dat de rechtbank terecht eerst ambtshalve heeft onderzocht of het beroep ontvankelijk is, aangezien het om de toepassing van bepalingen van openbare orde gaat.
4.2.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb gaat deze termijn in op de dag na die waarop het bestreden besluit door middel van de toezending van een afschrift aan appellant is bekendgemaakt. Uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb volgt dat dat een beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is een beroepschrift bij verzending per post tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft, ten aanzien van een na afloop van die termijn ingediend bezwaarschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3.
Niet in geschil is dat het bestreden besluit op 24 mei 2016 aan appellant is toegezonden. De beroepstermijn is in dit geval gaan lopen op 25 mei 2016 en is zes weken nadien, op
5 juli 2016, geëindigd. De rechtbank heeft het beroepschrift, gedateerd op 30 juni 2016,
op 11 juli 2016 ontvangen. Het beroepschrift is volgens de poststempel op de envelop op
8 juli 2016 ter post bezorgd. Dit betekent dat het beroepschrift te laat is ingediend.
4.4.
Appellant heeft aangevoerd dat hij geen (juridische) kennis heeft en zich heeft gewend tot het Rechtskundig [naam dienst] te [vestigingsplaats] voor het opstellen van een beroepschrift. Aangezien het [naam dienst] eens per veertien dagen een zittingsavond heeft, is het opstellen van een beroepschrift afhankelijk van de mogelijkheden die het [naam dienst] kan bieden. Het beroepschrift is op 30 juni 2016 opgesteld en door het [naam dienst] toegezonden aan appellant. Na ontvangst heeft appellant het beroepschrift zo spoedig mogelijk doorgezonden naar de rechtbank.
4.5.
In wat appellant heeft aangevoerd is geen grond gelegen voor het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. De keuze van appellant om zich te doen bijstaan door het [naam dienst] en dat daardoor vertraging zou zijn ontstaan, komt voor risico kan appellant. Het had op de weg van appellant gelegen om, op het moment dat duidelijk werd dat hulp van het [naam dienst] op zich liet wachten terwijl het einde van de beroepstermijn in zicht kwam, maatregelen te nemen om termijnoverschrijding te voorkomen, bijvoorbeeld door sauverend beroep in te dienen.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit
terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak wordt daarom niet toegekomen.
4.7.
Uit 4.6 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van A.M. Pasmans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2017
.
(getekend) M. Hillen
(getekend) A.M. Pasmans

HD