Uitspraak
16.7732 PW
.Appellant is verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door C. Groot Zevert.
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had een beroepschrift ingediend tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek, dat hem een bedrag van € 4.680,90 had teruggevorderd wegens een ontvangen erfenis. De rechtbank had het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift te laat was ingediend en er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding.
De Raad heeft vastgesteld dat de beroepstermijn van zes weken, die begon op 25 mei 2016, op 5 juli 2016 eindigde. Het beroepschrift was gedateerd op 30 juni 2016, maar werd pas op 11 juli 2016 door de rechtbank ontvangen. De Raad heeft geoordeeld dat de appellant onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De keuze van de appellant om juridische hulp in te schakelen bij het Rechtskundig [naam dienst] heeft niet geleid tot een verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien het de verantwoordelijkheid van de appellant was om tijdig maatregelen te nemen om de indiening van het beroepschrift te waarborgen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van de appellant afgewezen. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de Raad geen aanleiding ziet om de kosten te compenseren.