ECLI:NL:CRVB:2017:4246

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
8 december 2017
Zaaknummer
17-689 ZVW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en betalingsonmacht

Op 5 december 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/689 ZVW-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellant tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De Raad had in zijn eerdere uitspraak van 23 juni 2017 geoordeeld dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was voldaan, waardoor appellant in verzuim was. Appellant heeft in verzet aangevoerd dat hij betalingsonmacht had en dat hij eerder door andere rechterlijke instanties was vrijgesteld van het betalen van griffierecht.

Tijdens de zitting van 24 oktober 2017 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft overwogen dat appellant in verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim was. De Raad benadrukt dat de vrijstelling van griffierecht in eerdere zaken niet automatisch geldt voor latere verzoeken en dat appellant steeds opnieuw om vrijstelling moet vragen, met de nodige recente informatie.

De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 december 2017.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 december 2017
17/689 ZVW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 december 2016, 16/1486 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
CAK, namens deze het Centraal Justitieel Incassobureau

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 23 juni 2017 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 24 oktober 2017, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 23 juni 2017 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 7 maart 2017 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft appellant onder meer aangevoerd dat sprake is van betalingsonmacht. Appellant wijst er op dat door diverse rechterlijke instanties, waaronder de Hoge Raad als hoogste rechterlijke instantie, op verschillende momenten op grond van dezelfde informatie en bewijsstukken, vrijstelling van betaling van griffierecht is verleend.
In verzet zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Appellant heeft pas in verzet, en dus niet binnen de termijn waarbinnen het griffierecht moest worden voldaan, een beroep op betalingsonmacht gedaan
.
Ter voorlichting van appellant overweegt de Raad, ten overvloede, dat de stelling van appellant dat hij eerder door een gerecht op enig moment is vrijgesteld van betaling van griffierecht, niet weg neemt dat appellant bij een heffing van griffierecht op een ander moment opnieuw om vrijstelling dient te vragen en desgevraagd de nodige recente informatie dient te verschaffen. Het gerecht waaraan om vrijstelling van het griffierecht wordt gevraagd zal op basis van de door de verzoeker over te leggen informatie - zie daarvoor onder meer ECLI:NL:CRVB:2015:282 - hebben te beoordelen of vrijstelling van het griffierecht kan worden verleend.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2017.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

HD