ECLI:NL:CRVB:2017:4220

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
6 december 2017
Zaaknummer
16/3713 WSF-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding bij indienen verzetschrift

Op 5 december 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/3713 WSF-V. Deze uitspraak betreft het verzet van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 7 december 2016, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant had verzet aangetekend, maar de Raad moest allereerst de ontvankelijkheid van dit verzet beoordelen. De appellant had zijn verzetschrift gedateerd op 18 januari 2017, maar dit was pas op 20 januari 2017 bij de Raad ontvangen, waardoor de termijn voor het indienen van het verzetschrift was overschreden. De appellant voerde aan dat zijn printer mankementen had, waardoor hij de brief niet tijdig kon printen. Tijdens de zitting op 24 oktober 2017 bleek dat de appellant dacht dat 19 januari 2017 de laatste dag was om het verzetschrift in te dienen. De Raad oordeelde echter dat het verzet niet tijdig was ingediend, omdat het verzetschrift niet voor afloop van de termijn ter post was bezorgd. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was geweest. Daarom werd het verzet niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 december 2017
16/3713 WSF-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 11 april 2016, 15/2697 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Minister)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 7 december 2016 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 24 oktober 2017. Appellant is verschenen. De Minister heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 7 december 2016 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad ziet zich allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het verzet.
De laatste dag waarop tijdig een verzetschrift kon worden ingediend, was 18 januari 2017. Het door appellant ingediende verzetschrift is gedateerd op 18 januari 2017, is op 19 januari 2017 per aangetekende post verzonden en is op 20 januari 2017 bij de Raad ontvangen. De termijn voor het indienen van een verzetschrift is aldus overschreden.
Als reden voor de termijnoverschrijding heeft appellant aangevoerd dat zijn printer mankementen had, waardoor hij de brief niet kon printen. Appellant is verder van mening dat zijn verzetschrift op grond van artikel 6:9 van de Awb tijdig is ingediend.
Tijdens de behandeling ter zitting is verder gebleken dat appellant er van uit is gegaan dat
19 januari 2017 de laatste dag was waarop tijdig een verzetschrift kon worden ingediend.
Er is geen reden om aan te nemen dat het verzet op grond van artikel 6:9 van de Awb tijdig is ingediend. Het verzetschrift is weliswaar binnen een week na afloop van de termijn ontvangen maar het verzetschrift is niet voor afloop van de termijn ter post bezorgd. Derhalve is niet voldaan aan beide voorwaarden die in artikel 6:9 van de Awb zijn gesteld. Het door appellant geschetste probleem met zijn printer bevat geen omstandigheid op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Dit betekent dat het verzet niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2017.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

HD