ECLI:NL:CRVB:2017:4212
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
Op 5 december 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Het verzet was ingesteld door een appellant die eerder niet-ontvankelijk was verklaard in zijn hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De niet-ontvankelijkheid was gebaseerd op het niet tijdig betalen van het griffierecht. De appellant stelde dat hij nooit een verzoek tot betaling had ontvangen en dat er problemen waren met de ontvangst van post op zijn adres, waaronder een aangifte van diefstal van post door een buurvrouw.
Tijdens de zitting op 24 oktober 2017 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft de argumenten van de appellant overwogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was geweest. De brieven van de Raad, waarin het griffierecht werd opgeëist, waren naar het juiste adres verzonden en waren niet retour ontvangen. De stelling van de appellant over de diefstal van post werd niet onderbouwd met bewijsstukken.
De Raad oordeelde dat het wettelijke stelsel geen ruimte biedt voor het verlenen van een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht. Aangezien er geen feiten of omstandigheden waren die de eerdere uitspraak van 18 november 2016 in twijfel trokken, werd het verzet ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.C.P. Venema, in aanwezigheid van griffier N.L. Kuipers.