ECLI:NL:CRVB:2017:4210

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
6 december 2017
Zaaknummer
16-5884 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en betalingsonmacht

Op 5 december 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/5884 PW-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellante tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De aanleiding voor deze niet-ontvankelijkheid was het niet tijdig betalen van het griffierecht, dat binnen een gestelde termijn van vier weken na een aangetekende brief van 20 oktober 2016 had moeten worden voldaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.J. Glen-Boedhram, heeft in het verzet aangevoerd dat zij financieel niet in staat was om het griffierecht te betalen en heeft verzocht om vrijstelling van dit griffierecht.

Tijdens de zitting op 24 oktober 2017 heeft appellante verklaard dat zij dacht dat de Raad op de hoogte was van haar betalingsonmacht en dat zij daarom niet opnieuw een beroep op betalingsonmacht hoefde te doen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat zij niet in verzuim is geweest. De Raad concludeert dat appellante zich niet tijdig tot de Raad heeft gewend en dat de geschetste omstandigheden niet meebrengen dat zij niet binnen de betalingstermijn had kunnen handelen.

De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van griffier N.L. Kuipers, en is openbaar uitgesproken op 5 december 2017.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 december 2017
16/5884 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 augustus 2016, 15/6966 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 7 maart 2017 heeft de Raad het namens appellante door
mr. N.J. Glen-Boedhram, advocaat, ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellante heeft mr. Glen-Boedhram verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 24 oktober 2017. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Glen-Boedhram. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 7 maart 2017 berust op de overweging dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 20 oktober 2016 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft de gemachtigde van appellante aangevoerd dat appellante financieel niet in staat is het griffierecht te betalen. Ook heeft de gemachtigde van appellante in verzet een verzoek om vrijstelling van het griffierecht gedaan. Ter zitting is door de gemachtigde van appellante aangevoerd dat pas later is gebleken dat appellante het griffierecht niet kon betalen. Appellante heeft ter zitting aangevoerd dat zij in eerste aanleg een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan. Appellante dacht dat de Raad daarvan op de hoogte was en dat zij niet opnieuw een beroep op betalingsonmacht hoefde te doen.
De Raad is van oordeel dat appellante in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest. Appellante heeft zich niet binnen de betalingstermijn tot de Raad gewend en een beroep op betalingsonmacht gedaan. De door appellante geschetste omstandigheden brengen niet mee dat appellante zich niet tijdig tot de Raad had kunnen wenden.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2017.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

HD