ECLI:NL:CRVB:2017:4163

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 november 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
14/7099 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet ontvankelijk verklaard wegens geen belang meer bij hoger beroep na toekenning kinderbijslag

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.J.T. van Loo, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) betreffende de toekenning van kinderbijslag. De Svb had eerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, omdat zij geen geldige verblijfsstatus had. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit leidde tot een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat op 10 mei 2017 uitspraak deed in de zaak Chavez Vilchez e.a.

Na deze uitspraak heeft de Svb haar standpunt herzien en op 4 september 2017 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij kinderbijslag werd toegekend aan appellante, die een Nederlands kind heeft. De Svb heeft het eerdere besluit ingetrokken en de kosten voor rechtsbijstand in bezwaar vergoed. Appellante heeft echter aangegeven dat het betaalde griffierecht en de kosten voor rechtsbijstand in hoger beroep nog vergoed moeten worden.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante geen belang meer heeft bij het hoger beroep, omdat de Svb volledig aan haar bezwaren tegemoet is gekomen. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft tevens bepaald dat de Svb de proceskosten van appellante in hoger beroep moet vergoeden, vastgesteld op € 495,-, en het betaalde griffierecht van € 122,- moet terugbetalen.

Uitspraak

14/7099 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
27 november 2014, 14/1977 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 24 november 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.J.T. van Loo, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 2 april 2015 heeft de Raad aan partijen meegedeeld dat in vergelijkbare zaken op 16 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:665, aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) is verzocht om een prejudiciële beslissing als bedoeld in artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en dat in deze zaak het antwoord van het Hof zal worden afgewacht.
Het Hof heeft arrest gewezen op 10 mei 2017, C-133/15, ECLI:EU:C:2017:354 (Chavez Vilchez e.a.).
Bij brief van 12 september 2017 heeft de Svb aan de Raad een nieuwe beslissing op bezwaar toegezonden, gedateerd 4 september 2017. Namens appellante is hierop gereageerd.
Desgevraagd hebben partijen toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Bij de beslissing op bezwaar van 3 februari 2014 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 4 april 2013 ongegrond verklaard. Hiertoe is – kort gezegd – overwogen dat appellante geen recht heeft op kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal van 2011 tot en met het tweede kwartaal van 2013 omdat zij geen geldige verblijfsstatus heeft.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand blijven. Voorts is de Svb opgedragen het door appellante betaalde griffierecht te vergoeden en is de Svb veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
3.1.
Naar aanleiding van het arrest Chavez Vilchez e.a. heeft de Svb het standpunt ingenomen dat aan appellante, die een Nederlands kind heeft, niet langer artikel 6, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) wordt tegengeworpen. Tevens wordt appellante in de periode in geding als ingezetene beschouwd, zodat zij verzekerd is ingevolge de AKW.
3.2.
Dit standpunt is neergelegd in het besluit van 4 september 2017, waarin de Svb het bestreden besluit heeft ingetrokken en alsnog kinderbijslag heeft toegekend ten behoeve van het kind [naam kind] met ingang van het tweede kwartaal van 2011. Hierbij is opgemerkt dat tevens de wettelijke rente wordt vergoed over de na te betalen kinderbijslag. Ook heeft de Svb de kosten voor rechtsbijstand in bezwaar vergoed tot een bedrag van € 990,-.
3.3.
In reactie hierop heeft de gemachtigde van appellante meegedeeld dat met het besluit van 4 september 2017 aan de bezwaren is tegemoetgekomen maar dat het betaalde griffierecht, evenals de kosten voor rechtsbijstand, nog moeten worden vergoed.
4. De Raad stelt vast dat appellante geen belang meer heeft bij een beoordeling van het geschil in hoger beroep, nu de Svb volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De Raad zal dan ook het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
5. Aanleiding bestaat voor een vergoeding van de door appellante in hoger beroep gemaakte proceskosten. De vergoeding voor de kosten van verleende rechtsbijstand in hoger beroep wordt vastgesteld op € 495,- voor het indienen van het hoger beroepschrift.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van
€ 495,-;
- bepaalt dat de Svb aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122,-
vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2017.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) P. Boer

TM