ECLI:NL:CRVB:2017:4138
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die als conciërge werkte, had zich op 11 februari 2014 ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts op 26 augustus 2014, werd appellant geschikt geacht voor zijn laatst verrichte arbeid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vervolgens vastgesteld dat appellant per die datum geen recht meer had op ziekengeld. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten, waaronder vermoeidheids- en rugklachten. Hij verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige en om schadevergoeding. Het Uwv heeft de aangevallen uitspraak verdedigd. De Raad heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is verricht en dat er geen aanwijzingen zijn voor ernstige psychische problematiek. De Raad concludeert dat het Uwv op goede gronden heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 26 augustus 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld. Het hoger beroep van appellant is afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding voor was.