ECLI:NL:CRVB:2017:4137
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens niet meewerken aan huisbezoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de afwijzing van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch werd bevestigd. Appellante had op 24 juli 2014 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand, maar weigerde op 4 september 2014 haar medewerking te verlenen aan een huisbezoek dat het college wilde afleggen. Het college stelde dat deze weigering een schending van de medewerkingsverplichting inhield, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er sprake was van een redelijke grond voor het huisbezoek, gezien de omstandigheden die appellante had geschetst tijdens het gesprek met het college. De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aan te tonen die nopen tot inwilliging van de aanvraag. Appellante voerde aan dat zij onder psychische druk stond en dat dit haar weigeringsgedrag verklaarde, maar de Raad oordeelde dat uit de medische stukken niet kon worden afgeleid dat zij niet in staat was om een juiste afweging te maken over het verlenen van medewerking aan het huisbezoek.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank, omdat appellante haar medewerkingsverplichting had geschonden en het recht op bijstand daardoor niet kon worden vastgesteld. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.