ECLI:NL:CRVB:2017:4025

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
16/7972 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar bijstand

Op 21 november 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. Appellant ontving sinds 1 april 1997 bijstand op basis van de Participatiewet. In het kader van een periodieke rechtmatigheidscontrole heeft het college onderzocht of er wijzigingen waren in de situatie van appellant die invloed hadden op zijn recht op bijstand. In een brief van 13 november 2015 heeft het college meegedeeld dat de bijstand ongewijzigd werd voortgezet en dat algemene verplichtingen golden. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, stellende dat de brief geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank Oost-Brabant heeft in haar uitspraak van 9 november 2016 het beroep van appellant tegen deze niet-ontvankelijk verklaring ongegrond verklaard. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze een herhaling waren van de eerder aangevoerde argumenten. De Raad heeft de motivering van de rechtbank gevolgd en vastgesteld dat de brief van 13 november 2015 geen rechtsgevolgen met zich meebracht, waardoor het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard.

De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J.T.H. Zimmerman, met S.A. de Graaff als griffier.

Uitspraak

16.7972 PW

Datum uitspraak: 21 november 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
9 november 2016, 16/1178 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2017. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Linders.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt sinds 1 april 1997 bijstand naar de norm voor een alleenstaande, laatstelijk op grond van de Participatiewet.
1.2.
In het kader van een periodieke rechtmatigheidscontrole heeft het college onderzocht of in de periode na het vorige onderzoek in 2014 wijzigingen zijn opgetreden in de situatie van appellant die van invloed zijn geweest op zijn recht op bijstand. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 5 november 2015. Bij brief van 13 november 2015 heeft het college appellant meegedeeld dat de bijstand ongewijzigd wordt voortgezet. Voorts heeft het college appellant in de brief gewezen op de algemene verplichtingen.
1.3.
Bij besluit van 29 februari 2016 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar gericht tegen de brief van 13 november 2015 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat de brief van 13 november 2015 geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zodat daartegen op grond van artikel 7:1, eerste lid, in samenhang met artikel 8:1, eerste lid, van de Awb geen bezwaar kan worden gemaakt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. In de brief van 13 november 2015 zijn geen rechten en plichten in het leven geroepen dan wel bestaande rechten en plichten ten aanzien van het recht op uitkering gewijzigd. Dit betekent dat aan de brief van 13 november 2015 geen rechtsgevolgen zijn verbonden. Om die reden is de brief van 13 november 2015 geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dat wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel rust.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van S.A. de Graaff als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2017.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) S.A. de Graaff

HD

.