ECLI:NL:CRVB:2017:4020
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand in verband met onduidelijke financiële situatie en de gevolgen voor de te beoordelen periode
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking van bijstand aan appellante, die sinds 1 oktober 2005 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking vond plaats op basis van een rechtmatigheidsonderzoek, waarbij appellante niet was verschenen op een gesprek en onvoldoende informatie had verstrekt over haar financiële situatie, met name over haar Marokkaanse bankrekeningen. Het college van burgemeester en wethouders van Leiden heeft de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat appellante haar inlichtingenverplichting zou hebben geschonden door geen melding te maken van vier bankrekeningen in Marokko.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, maar appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het geschil betrekking heeft op de gehele periode van 1 oktober 2005 tot en met 9 mei 2014, en niet alleen op de periode tot 1 december 2010, zoals de rechtbank had overwogen. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere gemachtigde van appellante het beroep had beperkt tot de periode tot 1 december 2010, waardoor de argumenten van appellante over de periode na deze datum niet meer aan de orde konden komen.
De Raad heeft geoordeeld dat het college niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat appellante in de te beoordelen periode (1 oktober 2005 tot 1 december 2010) niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening. De Raad heeft het besluit van het college vernietigd voor zover het de intrekking van bijstand over de periode van 30 september 2008 tot 1 december 2010 betreft, en heeft het college veroordeeld in de kosten van appellante. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten tot intrekking van bijstand en de verantwoordelijkheden van het bijstandverlenend orgaan.