ECLI:NL:CRVB:2017:397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van onrechtmatig verkregen bewijs en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 16 september 1999 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt de hoger beroepen tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Lelystad om de bijstand in te trekken en de aanvragen voor langdurigheidstoeslag af te wijzen, bevestigd. De Raad oordeelt dat het college ten onrechte een privaat bedrijf heeft ingeschakeld voor het onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand, waardoor het bewijs als onrechtmatig wordt aangemerkt. Dit leidt tot de conclusie dat de intrekking van de bijstand niet kan worden gehandhaafd. Daarnaast wordt vastgesteld dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van hun werkzaamheden en financiële betrokkenheid bij twee bedrijven. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank, maar veroordeelt het college tot vergoeding van de kosten van appellanten in verband met de rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 24 januari 2017.