ECLI:NL:CRVB:2017:3901
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens ontbreken van gronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan in het kader van een verzetprocedure. Het verzet was ingesteld door de appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 31 maart 2016. De Raad heeft vastgesteld dat het verzetschrift geen gronden bevatte. De appellant had binnen de bij aangetekend verzonden brief van 17 februari 2017 gestelde termijn van vier weken geen gronden van het verzet ingediend. De Raad heeft geen feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die zouden leiden tot het oordeel dat dit verzuim niet aan de gemachtigde van de appellant kon worden verweten. Hierdoor heeft de Raad het verzet niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij H.C.P. Venema als voorzitter fungeerde en N.L. Kuipers als griffier optrad. Tijdens de zitting was er niemand verschenen. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de proceskosten van het verzet te veroordelen. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de Raad verwijst naar eerdere uitspraken en de relevante artikelen die van toepassing zijn op deze procedure.