ECLI:NL:CRVB:2017:388
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen auto op naam
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellanten ontvingen sinds 3 mei 2013 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van een signaal dat er een auto op naam van appellante geregistreerd stond, heeft het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. De appellante heeft verklaard dat de auto van haar zoon was, maar kon geen bewijs overleggen dat de auto niet tot haar vermogen behoorde.
Het dagelijks bestuur heeft de bijstand van appellanten met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat de auto niet van hen was, maar van hun zoon, en dat zij niet in gebreke waren gebleven in hun inlichtingenverplichting. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellanten niet voldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat de auto niet tot hun vermogen behoorde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand.
De Raad concludeert dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij recht op bijstand hadden gehad indien zij wel aan hun inlichtingenverplichting hadden voldaan. De terugvordering van de bijstandsuitkeringen wordt eveneens bevestigd, omdat appellanten geen zelfstandige beroepsgronden hebben aangevoerd tegen de terugvordering. De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van A. Mansourova als griffier.