Uitspraak
OVERWEGINGEN
De Raad overweegt het volgende.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 5 juli 2016 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond verklaarde. Appellant ontving van 2 juli 2014 tot 6 april 2015 bijstand op basis van de Participatiewet, maar deze werd ingetrokken omdat zijn adres onbekend was. Appellant diende op 19 juni 2015 opnieuw een aanvraag in, maar kon geen bewijs van zijn woonadres overleggen. Het college verzocht appellant om loonspecificaties en bewijs van inschrijving, maar deze werden niet ingeleverd. Het college stelde de aanvraag buiten behandeling, wat door de rechtbank werd bevestigd. In hoger beroep betwist appellant de beslissing van het college, met de stelling dat hij niet goed begreep wat er van hem werd gevraagd tijdens een gesprek met een handhavingsspecialist. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college op goede gronden om de gevraagde gegevens heeft verzocht en dat appellant niet tijdig heeft gereageerd. Het hoger beroep wordt afgewezen en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.