ECLI:NL:CRVB:2017:3776

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
1 november 2017
Zaaknummer
16/5371 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar bijstand op basis van postverzending

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de bijstand van appellante heeft ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand heeft teruggevorderd. Appellante ontving van 1 oktober 2009 tot 1 januari 2013 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand. Het college heeft op 9 februari 2016 besloten om de bijstand over de periode van 1 oktober 2009 tot en met 31 december 2012 in te trekken en heeft een bedrag van € 45.695,- teruggevorderd. Appellante heeft bezwaar aangetekend, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk omdat de gronden van bezwaar niet tijdig waren ingediend.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de gronden van bezwaar tijdig zijn ingediend op basis van artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellante stelde dat de brief met de gronden van bezwaar op 24 maart 2016 ter post was bezorgd via VIP post, dat samenwerkt met PostNL. De Raad heeft echter geoordeeld dat de brief niet op de juiste wijze was verzonden, aangezien deze niet direct via PostNL was aangeboden. De Raad heeft vastgesteld dat de gronden van bezwaar te laat zijn ingediend en dat er geen omstandigheden zijn die de niet-ontvankelijkheid kunnen rechtvaardigen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16.5371 PW

Datum uitspraak: 31 oktober 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
21 juli 2016, 16/2415 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.S. Gerson, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2017. Namens appellante is
mr. Gerson verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. H.H.J. ten Hoope.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontving van 1 oktober 2009 tot 1 januari 2013 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand.
1.2.
Bij besluit van 9 februari 2016 heeft het college de bijstand van appellante over de periode van 1 oktober 2009 tot en met 31 december 2012 ingetrokken en de over deze periode gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 45.695,- van appellante teruggevorderd.
1.3.
Bij brief van 1 maart 2016 heeft de gemachtigde van appellante een bezwaarschrift op nader aan te voeren gronden tegen het besluit van 9 februari 2016 ingediend. Bij brief van
7 maart 2016 heeft het college appellante in de gelegenheid gesteld de gronden van het bezwaar in te dienen vóór 28 maart 2016.
1.4.
Bij besluit van 30 maart 2016 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 9 februari 2016 niet-ontvankelijk verklaard omdat appellante niet de gronden van het bezwaar had ingediend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is, zodat de gronden van bezwaar tijdig zijn ingediend. Voor de postverzending is gebruik gemaakt van VIP post, dat samenwerkt met PostNL. VIP post garandeert een bezorging de volgende dag voor 9.00 uur. Tevens worden door VIP post poststukken ter verwerking en bezorging aangeboden aan PostNL. Uit het feit dat de brief van 24 maart 2016 met de gronden van bezwaar niet de volgende dag maar veel later is bezorgd, blijkt dat de brief door PostNL is bezorgd. Uit overgelegde correspondentie van de gemachtigde van appellante waarbij VIP post aansprakelijk is gesteld blijkt dat de post van het kantoor van de gemachtigde van appellante via VIP post en PostNL werd verzonden, dat er problemen waren tussen VIP post en PostNL en dat PostNL de post met vertraging heeft verwerkt en/of bezorgd. Indien wordt geoordeeld dat de gronden van bezwaar te laat zijn ingediend, is de termijnoverschrijding verschoonbaar. De brief met gronden is op 24 maart 2016 ter postbezorging aangeboden en het was niet redelijkerwijs te verwachten dat de post pas na zes dagen zou worden bezorgd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, voor zover hier van belang, bevat het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar. Artikel 6:6 van de Awb, voor zover hier van belang, bepaalt dat, indien niet is voldaan aan artikel 6:5, het bezwaar
niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
4.2.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge het tweede lid is een bezwaar- of beroepschrift bij verzending per post tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.3.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.4.
Niet in geschil is dat de termijn voor het indienen van de gronden van bezwaar vanwege feestdagen eindigde op 29 maart 2016. De brief met de gronden van bezwaar (brief) is gedateerd op 24 maart 2016 en is op 30 maart 2016 door het college ontvangen.
4.5.
Het is vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH5408) dat alleen verzending via de concessiehouder ingevolge de Postwet wordt gezien als verzending per post in de zin van artikel 6:9 van de Awb. De invoering van de Postwet 2009 en de aanwijzing van PostNL als verlener van de universele postdienst maakt dat niet anders. Alleen verzending via PostNL kan worden gezien als verzending per post in de zin van artikel 6:9 van de Awb.
4.6.
De gemachtigde van appellante heeft de brief niet ter post bezorgd bij PostNL, maar aangeboden aan VIP post. Dat VIP post de brief vervolgens aan PostNL zou hebben aangeboden en dat de brief door PostNL bij het college zou zijn bezorgd, maakt niet dat sprake is van verzending door PostNL. De gronden van bezwaar zijn dan ook te laat ingediend.
4.7.
Van omstandigheden die ertoe moeten leiden dat niet-ontvankelijkverklaring achterwege dient te blijven, is niet gebleken. De keuze van appellante om de brief door middel van VIP post te verzenden dient voor haar rekening te komen. Bovendien heeft appellante de gestelde gang van zaken niet aannemelijk gemaakt. Zij heeft geen stempel of ontvangstbewijs overgelegd waaruit blijkt dat zij de brief op 24 maart 2016 aan VIP post heeft aangeboden, dat VIP post de brief vervolgens voor het einde van de termijn aan PostNL heeft aangeboden en dat PostNL de brief op 30 maart 2016 bij het college heeft bezorgd. De door appellante overgelegde e-mailberichten waaruit blijkt dat, door problemen tussen VIP post en PostNL, post bij PostNL is blijven liggen, zijn daartoe onvoldoende specifiek.
4.8.
Uit 4.4 tot en met 4.7 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van C.A.E. Bon als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2017.
(getekend) M. Hillen
(getekend) C.A.E. Bon

HD