ECLI:NL:CRVB:2017:3775
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand op basis van de Participatiewet en de gevolgen van bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond had verklaard. Appellante had op 7 december 2015 bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW), na het overlijden van haar man op 24 september 2015. Het college had bij besluit van 11 januari 2016 bijstand toegekend met ingang van de aanvraagdatum, maar had het bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere toekenning rechtvaardigden.
De rechtbank oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij door haar psychische gesteldheid na het overlijden van haar echtgenoot niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen. Appellante had ook niet onderbouwd dat zij geen hulp kon vragen aan derden. In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de gronden van appellante voldoende had weerlegd. De Raad bevestigde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere toekenning van bijstand rechtvaardigden en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige aanvragen voor bijstand en de noodzaak om bijzondere omstandigheden goed te onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellante af, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.