Uitspraak
Mr. D.A.B. ten Hulsen, werkzaam bij DAS-rechtsbijstand, heeft de gronden van het hoger beroep aangevuld en informatie van de anesthesioloog-pijnspecialist en de huisarts aan de Raad gezonden.
OVERWEGINGEN
13 mei 2013.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de medische stukken van appellante geen aanleiding gaven om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. Appellante had zich arbeidsongeschikt gemeld in 2007 en had sindsdien verschillende besluiten ontvangen van het Uwv met betrekking tot haar arbeidsongeschiktheid. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar arbeidsongeschiktheid ten onrechte niet was toegenomen en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) onjuist was. De Raad heeft een verzekeringsarts als deskundige benoemd, die concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een gewijzigde medische situatie per 13 mei 2013. De deskundige oordeelde dat appellante niet meer beperkingen had dan in de FML was vastgelegd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had gesteld dat de arbeidsongeschiktheid van appellante niet was gewijzigd en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.