ECLI:NL:CRVB:2017:3601
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor kosten woninginrichting; beoordeling van bijzondere omstandigheden en reserveringsmogelijkheden
In deze zaak gaat het om de aanvraag van appellant voor bijzondere bijstand voor de kosten van het opknappen, stofferen en inrichten van zijn woning. Appellant, die sinds 28 november 2012 een woning huurt, ontving een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en aanvullende bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Op 12 april 2013 diende hij een aanvraag in voor bijzondere bijstand, die door het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk werd afgewezen. Het college stelde dat de verhuizing voorzienbaar was en dat appellant voldoende tijd had om voor de kosten te reserveren.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep stelde appellant dat hij te weinig tijd had om te reserveren voor de kosten, omdat hij pas vanaf 15 april 2013 aanvullende bijstand ontving. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant sinds eind 2008 op de hoogte was van zijn toekomstige verhuizing en dat hij ruimschoots de tijd had om te reserveren. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de aanvraag voor bijzondere bijstand rechtvaardigden. Het argument van appellant dat hij door schulden niet kon reserveren, werd eveneens verworpen, aangezien dit niet als een bijzondere omstandigheid wordt beschouwd volgens de WWB.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.