ECLI:NL:CRVB:2017:3599
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen wegens schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot autohandel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant ontving bijstand van verschillende colleges van burgemeester en wethouders, maar heeft in de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 september 2014 geen melding gemaakt van de aan- en verkoop van auto’s, wat leidde tot de intrekking van zijn bijstand en de terugvordering van eerder ontvangen bedragen. De rechtbank had eerder de beroepen van appellant ongegrond verklaard, en in hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij de inlichtingenverplichting niet had geschonden en dat hij geen autohandel dreef. De Raad oordeelde dat appellant wel degelijk de inlichtingenverplichting had geschonden, aangezien hij verschillende auto’s op zijn naam had gehad zonder dit te melden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering rechtmatig waren. Tevens werd geoordeeld dat appellant geen recht had op de langdurigheidstoeslag en individuele inkomenstoeslagen, omdat zijn inkomen in de referteperiodes niet kon worden vastgesteld. De Raad concludeerde dat de hoger beroepen niet slaagden en bevestigde de aangevallen uitspraken.