ECLI:NL:CRVB:2017:3598

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
19 oktober 2017
Zaaknummer
16-2261 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzondere bijstand voor woninginrichting en studiekosten; beoordeling van noodzakelijkheid en bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een televisietoestel, bankstel, laptop en printer. Het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk heeft deze aanvragen afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van bijzondere omstandigheden die de kosten noodzakelijk maakten. De rechtbank heeft de beroepen van de appellant tegen deze afwijzingen ongegrond verklaard.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de kosten voor de televisie en het bankstel zich wel voordoen, maar dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij niet in staat was om voor deze kosten te reserveren. De Raad oordeelt dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden geen bijzondere omstandigheid is die recht geeft op bijzondere bijstand. Voor de laptop en printer geldt dat de appellant niet heeft kunnen onderbouwen dat deze noodzakelijk zijn voor zijn re-integratie, en dat hij gebruik kan maken van de faciliteiten van openbare instellingen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van de appellant af.

Uitspraak

16.2261 WWB, 16/2262 WWB

Datum uitspraak: 10 oktober 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
2 maart 2016, 15/2563 en 15/2898 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R. van Manen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft tezamen met de zaken 15/5371 WWB en 15/5372 WWB plaatsgehad op 18 juli 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Manen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J.W. Wieringa en mr. C. Ruis.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en een toeslag ingevolge de Toeslagenwet. In aanvulling hierop ontvangt hij sinds 15 april 2013 bijstand, ten tijde in geding ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande.
Zaak 16/2261 WWB
1.2.1.
Appellant heeft op 27 februari 2014 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een televisietoestel en een bankstel.
1.2.2.
Bij besluit van 19 maart 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 16 maart 2015 (bestreden besluit 1), heeft het college deze aanvraag afgewezen. Aan de afwijzing heeft het college ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 35 van de WWB aangezien appellant in voldoende mate heeft kunnen reserveren voor de aanschafkosten van de televisie en het bankstel.
Zaak 16/2262 WWB
1.3.1.
Appellant heeft op 23 juni 2014 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een laptop en printer in verband met thuisstudie en zijn boekhouding.
1.3.2.
Bij besluit van 15 juli 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 8 april 2015 (bestreden besluit 2), heeft het college deze aanvraag afgewezen. Aan de afwijzing heeft het college ten grondslag gelegd dat de gevraagde kosten worden gerekend tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen hetzij door middel van reservering vooraf, hetzij door middel van gespreide betaling. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden om hiervan af te wijken. De door appellant gevolgde studie is niet noodzakelijk voor zijn re-integratie. Voor het bijhouden van zijn administratie kan appellant gebruikmaken van internetfaciliteiten van openbare instellingen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de WWB is - voor zover hier van belang - bepaald dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.2.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Bijzondere bijstand voor een televisie en een bankstel
4.3.
Niet in geschil is dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd zich voordoen en noodzakelijk zijn. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en of appellant de mogelijkheid heeft gehad daarvoor te reserveren.
4.4.
Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor hij niet heeft kunnen reserveren omdat hij tot 15 april 2013 een uitkering had die lager was dan het bestaansminimum. Daarnaast had hij onvoldoende reserveringsruimte in verband met het aflossen van schulden.
4.5.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Appellant heeft zijn standpunt dat hij tot 15 april 2013 een uitkering had die lager was dan de voor hem geldende norm niet aan de hand van objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd. Indien dit zo was, dan had het bovendien op zijn weg gelegen om eerder aanvullende bijstand aan te vragen. Dat hij daartoe vanwege medische redenen niet in staat was, heeft appellant niet onderbouwd. Dat het appellant tevens zou hebben ontbroken aan voldoende reserveringsruimte in verband met de door hem gestelde schulden, is evenmin een bijzondere omstandigheid. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 24 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV2318) is het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen geen bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB. De kosten die daarmee verband houden, kunnen niet worden afgewenteld op de WWB.
Bijzondere bijstand voor een laptop en printer
4.6.
Niet in geschil is dat de kosten waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd zich voordoen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de kosten noodzakelijk zijn.
4.7.
Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde laptop en printer voor hem noodzakelijk zijn. Hij heeft de laptop en printer nodig voor de door hem gevolgde opleiding, welke noodzakelijk is voor zijn re-integratie. Daarnaast kan vanwege zijn medische beperkingen niet van hem worden gevergd dat hij gebruikmaakt van een computer en een printer in een publieke instelling.
4.8.
Deze beroepsgrond slaagt evenmin. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn omstandigheden een eigen computer in de vorm van een laptop en een printer noodzakelijk zijn. Anders dan appellant meent, is voor de beoordeling of de aanschaf van een laptop en een printer noodzakelijk zijn van belang of hij zonder noemenswaardige beperkingen gebruik kan maken van computer- en internetfaciliteiten van openbare instellingen en commerciële organisaties, zoals internetcafés. Daarvan is niet gebleken. Appellant is zijn opleiding volledig op eigen initiatief gaan volgen. Deze opleiding wordt door het college, in verband met zijn re-integratie, niet noodzakelijk geacht. Zijn stelling dat sprake is van een medische noodzaak, heeft appellant niet onderbouwd. De in hoger beroep overgelegde verzekeringsgeneeskundige rapportage van 18 augustus 2010 is opgesteld in verband met de beoordeling van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering en ziet niet op de vraag of de door appellant gevraagde laptop en printer noodzakelijk zijn.
4.9.
Uit 4.1 tot en met 4.8 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een beoordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut in tegenwoordigheid van W.A.M. Ebbinge als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2017.
(getekend) E.C.R. Schut
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD