ECLI:NL:CRVB:2017:3404

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Zaaknummer
16-6774 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake persoonsgebonden budget

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, vertegenwoordigd door zijn moeder en bewindvoerder, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Zorgkantoor, dat het persoonsgebonden budget voor 2014 had vastgesteld en een bedrag teruggevorderd. Het Zorgkantoor verklaarde het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk omdat het buiten de wettelijke termijn was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop de appellant in hoger beroep ging.

De Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van bezwaar liep van 28 januari 2016 tot en met 9 maart 2016, en dat het bezwaarschrift op 10 maart 2016 was ingediend. De rechtbank had geoordeeld dat er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding. In hoger beroep voerde de appellant aan dat de bewindvoerder door persoonlijke omstandigheden en klachten niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Raad oordeelde echter dat er geen bewijs was dat de bewindvoerder niet in staat was om bezwaar te maken of hulp in te schakelen. De Raad concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheid van de appellant en zijn vertegenwoordiger om op de hoogte te zijn van de termijnen en procedures. De Raad wees erop dat de bewindvoerder op de hoogte was van de mogelijkheid om bezwaar te maken en dat er geen indicaties waren dat het Zorgkantoor de bewindvoerder had misleid over de termijn voor het indienen van bezwaar.

Uitspraak

16/6774 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 21 september 2016, 16/1305 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. (Zorgkantoor)
Datum uitspraak: 27 september 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [naam], zijn moeder en tevens bewindvoerder, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. T.M.J. Oosterhuis-Putter, advocaat, heeft zich als gemachtigde van appellant gesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2017. Namens appellant zijn verschenen [naam] en mr. Oosterhuis-Putter. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.J. Cheung.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 27 januari 2016 heeft het Zorgkantoor het persoonsgebonden budget (pgb) van appellant voor het jaar 2014 vastgesteld op € 15.004,19 en een bedrag van € 55.274,82 van appellant teruggevorderd. Appellant heeft op 10 maart 2016 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 27 januari 2016.
1.2.
Bij besluit van 13 april 2016 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Aan het bestreden besluit heeft het Zorgkantoor ten grondslag gelegd dat appellant niet binnen de termijn van zes weken van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bezwaar heeft gemaakt. Volgens het Zorgkantoor is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de termijn om bezwaar te maken liep van 28 januari 2016 tot en met 9 maart 2016. Het op 10 maart 2016 per e-mail verzonden bezwaarschrift is niet tijdig ingediend. Volgens de rechtbank is niet gebleken van verschoonbare redenen voor de termijnoverschrijding. Appellant heeft geen concrete en verifieerbare informatie overgelegd waaruit blijkt dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend als gevolg van omstandigheden die buiten de invloedssfeer van appellant liggen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de gemachtigde van appellant
– tevens zijn bewindvoerder – tijdens een telefoongesprek met het Zorgkantoor op
1 maart 2016 heeft meegedeeld bezwaar te zullen maken. Dit getuigt ervan dat zij op de hoogte was van de mogelijkheid tot het maken van bezwaar tegen het besluit van
27 januari 2016. Er stond haar niets in de weg om ter sauvering van termijnen een
– voorlopig – bezwaarschrift in te dienen.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Daarbij is gewezen op de moeilijke persoonlijke omstandigheden van de bewindvoerder ten tijde van belang en haar daaruit voortvloeiende lichamelijke en psychische klachten. Volgens appellant is de bewindvoerder bovendien aan het lijntje gehouden door het Zorgkantoor dat niet reageerde op herhaalde terugbelverzoeken. De bewindvoerder was op grond van de telefoongesprekken met het Zorgkantoor in de veronderstelling dat zij met het Zorgkantoor in onderhandeling was. Volgens appellant had het Zorgkantoor de bewindvoerder daarom er op moeten wijzen dat zij zo snel mogelijk bezwaar moest maken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het toepasselijke wettelijke kader wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaarschrift buiten de hiervoor geldende termijn is ingediend. In geschil is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
4.3.
In wat appellant heeft aangevoerd, is geen grond gelegen voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Ook in hoger beroep is niet aannemelijk gemaakt dat de bewindvoerder van appellant vanwege haar persoonlijke omstandigheden en klachten gedurende de bezwaartermijn niet in staat was om (desnoods summier) bezwaar te maken, of, zo zij zich daar niet toe in staat achtte, daarvoor hulp in te schakelen. Het betoog van appellant dat de bewindvoerder, op grond van de telefoongesprekken met het Zorgkantoor in de veronderstelling was dat zij met het Zorgkantoor in onderhandeling was en niet wist dat ze te laat was met het maken van bezwaar, slaagt niet. In het besluit van 27 januari 2016 is duidelijk vermeld dat daartegen binnen zes weken na dagtekening van het besluit bezwaar kan worden gemaakt. Uit de verslagen van de telefoongesprekken blijkt niet dat het vertrouwen is gewekt dat in het geval van appellant van die termijn kon worden afgeweken of dat een buiten die termijn ingediend bezwaarschrift inhoudelijk zou worden behandeld.
4.4.
Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.R. Docter, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2017.
(getekend) N.R. Docter
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

AB