ECLI:NL:CRVB:2017:3319
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onvoldoende financiële onderbouwing
Op 26 september 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft een hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet. Appellant, die in juni 2014 van Spanje naar Nederland was verhuisd, had op 1 juni 2015 bij het college een aanvraag ingediend voor bijstand. Het college had echter twijfels over de financiële situatie van appellant, omdat hij onvoldoende inzicht had gegeven in zijn inkomsten en uitgaven.
Tijdens het onderzoek naar zijn aanvraag werd appellant gevraagd om bankafschriften en een verklaring over zijn financiële situatie. Appellant verklaarde dat hij € 8.000,- aan spaargeld uit Spanje had meegenomen, maar het college kon niet vaststellen of deze stortingen op zijn bankrekening daadwerkelijk afkomstig waren van dit bedrag. De aanvraag werd afgewezen omdat appellant niet voldeed aan de inlichtingenverplichting. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad benadrukte dat de bewijslast bij de aanvrager ligt en dat het college terecht had geconcludeerd dat de aanvraag om bijstand niet kon worden toegewezen. De uitspraak werd gedaan door R.H.M. Roelofs, met L.V. van Donk als griffier.