ECLI:NL:CRVB:2017:3254

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
21 september 2017
Zaaknummer
17/675 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen korpschef politie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de korpschef van politie. De appellant, vertegenwoordigd door mr. N.D. Dane, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank had geoordeeld dat de korpschef het verzoek van de appellant om door te stromen naar een bepaalde functie had afgewezen. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geen proceskostenveroordeling opgelegd, wat de appellant betwistte. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding had gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien de appellant een verzoekschrift had ingediend dat als proceshandeling kon worden aangemerkt. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant recht had op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en dat de korpschef in de proceskosten van de appellant moest worden veroordeeld. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze geen proceskostenvergoeding toekende en heeft de korpschef veroordeeld tot betaling van in totaal € 495,- aan proceskosten aan de appellant, alsook de terugbetaling van het griffierecht van € 124,- aan de appellant. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

17/675 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
15 december 2016, 15/1544-S, gerectificeerd op 10 januari 2017 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
Datum uitspraak: 21 september 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N.D. Dane, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft geen verweerschrift ingediend.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 19 maart 2014, gehandhaafd bij besluit van 18 februari 2015, heeft de korpschef het verzoek van appellant om door te stromen naar de functie van [functie] afgewezen.
1.2.
Bij uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 26 september 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:5179, is het beroep van appellant tegen het besluit van
18 februari 2015 ongegrond verklaard.
1.3.
Naar aanleiding van een brief van appellant van 6 oktober 2016, waarin is verwezen naar een brief van 14 juli 2016, waarin verzocht is om toekenning van schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, heeft de rechtbank aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de korpschef veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan appellant tot een bedrag van € 500,- wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bestuurlijke fase. Bij gerectificeerde uitspraak van 10 januari 2017 heeft de rechtbank de korpschef daarnaast opgedragen het door appellant betaalde griffierecht van € 167,- aan appellant te vergoeden.
3. De Raad komt naar aanleiding van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd tot de volgende beoordeling.
3.1.
Appellant heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien voor een proceskostenveroordeling. Zijn brief van 14 juli 2016 betreft immers een verzoekschrift om schadevergoeding, en daarmee is sprake van een proceshandeling die voor vergoeding in aanmerking komt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit betoog slaagt. Appellant heeft in zijn brief aan de rechtbank van 14 juli 2016 vermeld dat de redelijke termijn is overschreden, dat hij daarom op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aanspraak maakt op schadevergoeding en hij in dat verband verzoekt het onderzoek te heropenen. Dit heeft hij in zijn brief van 6 oktober 2016 herhaald, waarbij hij heeft verwezen naar zijn brief van 14 juli 2016. Naar aanleiding van de brief van 6 oktober 2016 heeft de rechtbank vervolgens het onderzoek heropend. De Raad constateert uit het voorgaande dat sprake is van een verzoekschrift van appellant, waarop door de rechtbank is beslist zoals onder 2 weergegeven. Uit vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van
12 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:102) volgt dat bij toekenning van schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn door het bestuursorgaan en indien sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb, een veroordeling in de proceskosten van de belanghebbende ten laste van het bestuursorgaan aangewezen is. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
3.2.
Gelet op wat hiervoor is overwogen slaagt het hoger beroep en zal de aangevallen uitspraak worden vernietigd voor zover geen proceskostenveroordeling heeft plaatsgevonden. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad alsnog overgaan tot toekenning van een proceskostenvergoeding in beroep voor verleende rechtsbijstand, ten laste van de korpschef. Deze kosten worden begroot op in totaal € 247,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek tot vergoeding van schade, wegingsfactor 0,5).
4. Aanleiding bestaat voorts voor veroordeling van de korpschef in de proceskosten van appellant in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 247,50 voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, wegingsfactor 0,5). Ook bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:114, tweede lid, van de Awb te bepalen dat het in hoger beroep betaalde griffierecht door de griffier aan appellant wordt terugbetaald.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij geen proceskostenvergoeding is
toegekend;
- veroordeelt de korpschef in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep tot een
bedrag van in totaal € 495,-;
- bepaalt dat de griffier aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 124,-
terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 september 2017.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) P.W.J. Hospel

HD