ECLI:NL:CRVB:2017:325
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoeken om voorlopige voorzieningen in het bestuursrecht met betrekking tot de vergoeding verzorgingshuis voor nabestaanden
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. H. Loonstein, een verzoek om voorlopige voorziening ingediend tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (SVB) van 29 september 2016. Dit besluit weigerde de voortzetting van de vergoeding voor verzorgingshuis als nabestaande van haar overleden echtgenoot, die als vervolgde was erkend onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De voorzieningenrechter heeft op 26 januari 2017 uitspraak gedaan op de verzoeken om voorlopige voorzieningen, waarbij de verzoeken zijn afgewezen.
De voorzieningenrechter overwoog dat verzoekster onvoldoende spoedeisend belang had aangetoond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster stelde dat zij in financiële problemen zou komen door het besluit van de SVB, maar de voorzieningenrechter vond de onderbouwing van deze financiële noodsituatie onvoldoende. De voorzieningenrechter concludeerde dat niet was voldaan aan de voorwaarden van onverwijlde spoed zoals gesteld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van spoedeisend belang bij verzoeken om voorlopige voorzieningen in het bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en de verzoeken zijn afgewezen.