ECLI:NL:CRVB:2017:3086

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
11 september 2017
Zaaknummer
16/7967 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over arbeidsverplichtingen en medisch onderzoek naar arbeidsmogelijkheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 november 2016, waarin het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden ongegrond werd verklaard. Appellant ontvangt bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en is tijdelijk ontheven van zijn arbeidsverplichtingen in afwachting van een medisch advies van de GGD over zijn arbeidsmogelijkheden. De GGD-arts concludeert dat appellant arbeidsgeschikt is voor stressarm, rugsparend werk in een rustige omgeving voor 24 uur per week. Het college legt appellant vervolgens arbeidsverplichtingen op op basis van dit advies.

In hoger beroep stelt appellant dat het GGD-advies onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat onvoldoende rekening is gehouden met zijn rug- en psychische klachten en er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Appellant overlegt een brief van zijn hulpverlener ter ondersteuning van zijn psychische klachten en vraagt om een verdergaande ontheffing van de arbeidsverplichtingen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het GGD-advies deugdelijk is. De GGD-arts heeft met appellant gesproken over zijn klachten en informatie opgevraagd bij zijn huisarts. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de inhoud van het advies en dat de GGD-arts de beperkingen van appellant correct heeft ingeschat. De beroepsgronden van appellant slagen niet, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

16/7967 PW-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 november 2016, 16/5377 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Leiden (college)
Datum uitspraak: 29 augustus 2017
Zitting heeft: W.H. Bel
Griffier: A.M. Pasmans
Namens appellant is mr. A.W. van Rijn, advocaat, verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. L.J.A. Edelaar.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2017. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1.1.
Appellant ontvangt bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande. Het college heeft de GGD verzocht een advies uit te brengen over de arbeidsmogelijkheden van appellant. In afwachting van het onderzoek door de GGD is appellant tijdelijk ontheven van de in artikel 9 van de PW opgenomen arbeidsverplichtingen. In een rapport van 9 februari 2016, aangevuld op 7 april 2016, concludeert een arts van de GGD dat appellant arbeidsgeschikt is voor stressarm, rugsparend werk in een rustige omgeving voor 24 uur per week. Bij besluit van 3 maart 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit 17 mei 2016 (bestreden besluit), heeft het college in overeenstemming met het advies van de GGD aan appellant met ingang van 9 februari 2016 de in artikel 9, eerste lid, van de PW bedoelde arbeidsverplichtingen opgelegd voor de duur van 24 uur per week.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het advies van de GGD onzorgvuldig tot stand is gekomen. De GGD arts heeft onvoldoende rekening gehouden met zijn rug- en psychische klachten en ten onrechte geen lichamelijk onderzoek verricht. Ter onderbouwing van zijn psychische klachten heeft appellant een brief van 6 juni 2016 van [naam hulpverlener] POH/GGZ, overgelegd. Voorts heeft appellant aangevoerd dat het college hem een verdergaande ontheffing van de arbeidsverplichtingen had moeten verlenen, die eventueel trapsgewijs verlaagd kan worden.
4. Deze beroepsgronden slagen niet. Niet is gebleken dat het GGD-advies wat de wijze van totstandkoming betreft of naar de inhoud niet deugdelijk is. Uit het rapport van 9 februari 2016 blijkt dat de GGD-arts met appellant heeft besproken welke klachten hij ondervindt, welke behandeling hij hiervoor heeft gehad en welke behandeling hij nog steeds ondergaat. De GGD-arts heeft informatie opgevraagd bij de huisarts van appellant, waarna het medisch advies op 7 april 2016 is aangevuld. Mede op basis van deze informatie heeft de GGD-arts geconcludeerd dat appellant een stoornis in de stemmingsregulatie en een psychisch beperkte belastbaarheid heeft, waardoor hij is aangewezen op stressarm werk in een rustige omgeving. Dat de GGD-arts appellant niet lichamelijk heeft onderzocht vormt geen aanleiding voor een ander oordeel, nu appellant zelf aan de arts heeft gemeld dat zijn rugklachten door een specialist zijn onderzocht, dat daarbij geen afwijkingen zijn gevonden en dat de rugpijnklachten volgens de huisarts stress gerelateerd zijn. De GGD-arts heeft niettemin beperkingen aangenomen voor zwaar tillen, dragen, duwen en trekken. Uit de door appellant overgelegde brief van Goddijn kan niet worden afgeleid dat de medische klachten van appellant zijn onderschat of dat hij meer beperkingen heeft dan de GGD-arts heeft vastgesteld. Mede gelet daarop slaagt het betoog van appellant niet dat het college hem een verdergaande ontheffing had moeten verlenen die eventueel trapsgewijs verlaagd kan worden.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) A.M. Pasmans (getekend) W.H. Bel
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

HD