ECLI:NL:CRVB:2017:307

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 januari 2017
Publicatiedatum
27 januari 2017
Zaaknummer
15/1964 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor diverse kostenposten op basis van inkomenseis WWB

Op 10 januari 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeenten Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 februari 2015, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde. Appellante had in december 2013 aanvragen om bijzondere bijstand ingediend voor verschillende kostenposten, waaronder bh's, schoenen, tandartskosten en de eigen bijdrage voor medicijnen. Het dagelijks bestuur heeft deze aanvragen afgewezen op basis van eerdere besluiten en de inkomenseis van 110% van de bijstandsnorm, zoals vastgelegd in artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB). De Raad oordeelt dat de inkomenseis dwingend is en dat het dagelijks bestuur terecht geen rekening heeft gehouden met de draagkracht van appellante. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15.1964 WWB

Datum uitspraak: 10 januari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
6 februari 2015, 14/4432 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeenten Aa en Hunze, Assen en Tynaarlo (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. dr. K.A. Faber, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft samen met het onderzoek in de zaken 14/2313 WWB,
15/7417 WWB, 16/977 WWB en 16/5597 WWB plaatsgevonden op 29 november 2016. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. dr. Faber. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door J.W. Heidergott en drs. A.G. Elzinga. In de zaken 14/2313 WWB,
15/7417 WWB, 16/977 WWB en 16/5597 WWB is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft in december 2013 aanvragen om bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend voor de kosten van bh’s en schoenen in 2012, reiskosten in verband met de aanschaf van bh’s en schoenen in 2012, tandartskosten in 2013 en de eigen bijdrage voor medicijnen in 2013. Verder heeft appellante het dagelijks bestuur verzocht de aanschaf van schoenen in 2013 door te schuiven naar 2014. Tot slot heeft appellante een aanvraag ingediend voor deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering.
1.2.
Bij besluit van 15 januari 2014 (besluit 1) heeft het dagelijks bestuur de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van bh’s in 2012 afgewezen op de grond dat op 23 april 2013 ten behoeve van deze kosten reeds een bedrag van € 36,- is overgemaakt aan appellante.
1.3.
Bij besluit van 15 januari 2014 (besluit 2) heeft het dagelijks bestuur de aanvraag om bijzondere bijstand voor reiskosten in verband met de aanschaf van bh’s in 2012 afgewezen op de grond dat voor deze kosten door appellante op 8 maart 2013 al een aanvraag is ingediend. Bij besluit van 18 april 2013 is deze aanvraag van 8 maart 2013 voor de gevraagde kosten afgewezen, omdat hiervoor reeds bijstand was toegekend bij besluit van 17 januari 2011.
1.4.
Bij besluit van 15 januari 2014 (besluit 3) heeft het dagelijks bestuur de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van aanschaf van schoenen in 2012 en de reiskosten in verband hiermee afgewezen op de grond dat op 9 januari 2013 ten behoeve van deze kosten reeds een bedrag van € 491,02 is overgemaakt aan appellante.
1.5.
Bij afzonderlijke besluiten van 15 januari 2014 (besluiten 4 en 5) heeft het dagelijks bestuur de aanvragen om bijzondere bijstand voor tandartskosten en de eigen bijdrage voor medicijnen afgewezen op de grond dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten als voorliggende, toereikende en passende voorzieningen worden beschouwd.
1.6.
Bij besluit van 16 januari 2014 (besluit 6) heeft het dagelijks bestuur het verzoek van appellante om de vergoeding van de aanschaf van schoenen in 2013 door te schuiven naar 2014 afgewezen op de grond dat per jaar maximaal drie paar schoenen worden vergoed en dat ook in 2014 maximaal drie paar schoenen kunnen worden vergoed.
1.7.
Bij besluit van 20 januari 2014 (besluit 7) heeft het dagelijks bestuur de aanvraag van
30 december 2013 om deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering afgewezen op de grond dat het inkomen van appellante hoger is dan 110% van de voor haar geldende bijstandsnorm.
1.8.
Bij besluit van 21 augustus 2014 (bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur de bezwaren tegen de besluiten 1 tot en met 7 kennelijk ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 35, eerste lid, van de WWB bepaalt dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB dient eerst te worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan ingevolge deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid.
Kosten van bh’s en schoenen in 2012 en reiskosten in verband hiermee
4.3.
Appellante voert aan dat de reeds eerder voor dezelfde kosten toegekende bijzondere bijstand onvoldoende is. Vaststaat dat appellante tegen de desbetreffende besluiten geen rechtsmiddelen heeft aangewend, zodat deze besluiten in rechte onaantastbaar zijn geworden. Het dagelijks bestuur heeft de desbetreffende aanvragen dan ook terecht kunnen afwijzen onder verwijzing naar de eerdere besluitvorming hierover.
Kosten van de eigen bijdrage voor medicijnen en tandartskosten
4.4.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WWB bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
4.5.
Volgens vaste rechtspraak (onder meer de uitspraak van 28 juli 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR3948) dient voor kosten van geneesmiddelen de Zvw in beginsel als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. Daaraan doet niet af dat de gemaakte kosten niet volledig door de voorliggende voorziening worden vergoed. Dit brengt met zich dat artikel 15, eerste lid, van de WWB aan de toekenning van bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage voor medicijnen in de weg staat.
4.6.
Naar vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 16 januari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY9166) dient voor de kosten van een tandheelkundige behandeling sinds 1 januari 2006 de Zvw, mede gelet op artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering, als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. In deze regelgeving is een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten van tandheelkundige zorg zodat (aanvullende) bijzondere bijstandsverlening niet aan de orde is. Dit brengt met zich dat aan bijstandsverlening voor de kosten van tandheelkundige zorg artikel 15, eerste lid, van de WWB in de weg staat.
4.7.
Appellante heeft aangevoerd dat zij voor de eigen bijdrage die het CAK voor zorg in rekening heeft gebracht wel bijzondere bijstand ontvangt en dat de wet daar dus geen belemmering is. Deze beroepsgrond slaagt niet, reeds omdat de eigen bijdrage die het CAK bij appellante in rekening heeft gebracht een andere eigen bijdrage is dan die waarvoor appellante bijzondere bijstand heeft aangevraagd.
Doorschuiven aanschaf schoenen in 2013 naar 2014
4.8.
Appellante heeft aangevoerd dat een vergelijkbaar verzoek om de aanschaf van schoenen in 2009 door te schuiven naar 2010 wel is gehonoreerd. De gemachtigde van het dagelijks bestuur heeft ter zitting verklaard dat het verzoek van appellante in 2010 uit coulance is gehonoreerd, omdat het dagelijks bestuur toen pas heeft besloten op de in 2009 ingediende aanvraag om bijzondere bijstand voor de aanschaf van schoenen. Anders dan appellante kennelijk meent, is het dagelijks bestuur niet gehouden om eerder betoonde coulance nadien te herhalen.
Deelname collectieve ziektekostenverzekering
4.9.1.
Artikel 35, zesde lid, van de WWB, zoals dit luidde ten tijde van belang, bepaalt dat bijzondere bijstand ook aan een persoon kan worden verleend in de vorm van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering zonder dat wordt nagegaan of ten aanzien van die persoon de kosten van die verzekering ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn. In het negende lid, zoals dit luidde ten tijde van belang, is bepaald dat het derde tot en met het zesde lid niet van toepassing zijn ingeval van een alleenstaande of een gezin waarvan het in aanmerking te nemen inkomen hoger is dan 110% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm.
4.9.2.
Appellante heeft aangevoerd dat haar inkomen rond de 110% van de op haar van toepassing zijnde bijstandsnorm schommelt en dat zij zoveel hoge lasten in verband met haar beperkingen heeft dat zij onvoldoende draagkracht heeft. Artikel 35, negende lid, van de WWB is dwingendrechtelijk van aard. Dit betekent dat van de in deze bepaling neergelegde inkomenseis geen afwijking mogelijk is. Daarmee is gegeven dat het dagelijks bestuur bij overschrijding van de inkomenseis van 110% geen rekening behoefde te houden met de draagkracht van appellante. Het dagelijks bestuur heeft de aanvraag om deelname aan de collectieve zorgverzekering dan ook op goede gronden afgewezen.
4.10.
De gemachtigde van het dagelijks bestuur heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat sprake is van misbruik van procesrecht, omdat appellante wederom een beroep doet op de collectieve zorgverzekering terwijl de Raad daarover op 8 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4403, uitspraak heeft gedaan. Niet kan worden gezegd dat appellante misbruik of kennelijk onredelijk gebruik van haar procesrecht maakt, reeds omdat de onderhavige aanvraag, anders dan de aanvraag waarop de uitspraak van 8 december 2015 ziet, betrekking heeft op 2014.
Motiveringsgebrek
4.11.
Appellante heeft, evenals in beroep, aangevoerd dat aan het bestreden besluit een gebrek kleeft, nu daarin niet wordt gemotiveerd waarom de bezwaren kennelijk ongegrond zijn. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat weliswaar sprake is van een motiveringsgebrek, maar dat dit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden gepasseerd, nu aannemelijk is dat appellante daardoor niet is benadeeld. Daarbij heeft de rechtbank ten aanzien van de besluiten 1 tot en met 3 terecht van belang geacht dat de bezwaren zijn gericht tegen de inhoud van eerder genomen besluiten en niet tegen de inhoud van de besluiten 1 tot en met 3. Ten aanzien van de besluiten 4, 5 en 7 heeft de rechtbank terecht van belang geacht dat, zoals de bezwarencommissie in haar advies had geconcludeerd, de aan de bezwaren van appellante ten grondslag liggende argumenten gelijkluidend waren aan die zij in eerdere procedures over eerdere aanvragen voor de vergoeding van vergelijkbare kosten naar voren had gebracht. Ten slotte heeft de rechtbank ten aanzien van besluit 6 terecht overwogen dat appellante weliswaar niet eerder een procedure heeft gevoerd over het doorschuiven van de bijzondere bijstand voor schoenen naar een ander kalenderjaar, maar dat gelet op de aangevoerde bezwaargronden dit bezwaar geen kans van slagen had, reeds omdat de kosten waarvoor zij bijzondere bijstand heeft gevraagd niet in 2013 zijn gemaakt. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Conclusie
4.12.
Uit 4.3 tot en met 4.11 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2017.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) J. Tuit

HD