ECLI:NL:CRVB:2017:3046
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- E.C.R. Schut
- J.H.M. van de Ven
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening wegens verzwegen vermogen in de vorm van onroerend goed in Turkije
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstandsverlening aan appellante, die sinds 14 januari 1999 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme tip in 2011 dat appellante onroerend goed in Turkije bezat, heeft de Sociale Recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante vanaf 1 januari 2001 eigenaar was van een woning in Turkije, die niet was gemeld bij het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand. Op basis van de taxatie van de woning, die een waarde had van € 59.000,-, heeft het dagelijks bestuur besloten de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen.
Appellante heeft in hoger beroep de waardebepaling van de woning betwist en aangevoerd dat de taxatie niet betrouwbaar is, omdat deze niet op basis van een interne inspectie is uitgevoerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de taxatie deugdelijk was en dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om aan de taxatie te twijfelen. De rechtbank heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft geoordeeld dat de intrekking van de bijstand terecht was, omdat appellante niet had gemeld dat zij onroerend goed bezat en dat haar vermogen boven de vrij te laten grens lag. De Raad heeft ook geoordeeld dat het dagelijks bestuur bij de vaststelling van het vermogen van appellante geen rekening hoefde te houden met een vrijgelaten smartengelduitkering, omdat niet was aangetoond dat dit bedrag nog beschikbaar was. De uitspraak is gedaan op 5 september 2017.