ECLI:NL:CRVB:2017:2971

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
16/3412 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in WIA-V zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van 11 november 2016, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De appellant had het hogerberoepschrift digitaal ingediend op 19 mei 2016, terwijl de laatste dag voor indiening 17 mei 2016 was.

De appellant voerde in verzet aan dat hij door medische redenen en persoonlijke omstandigheden niet in staat was om tijdig hoger beroep in te stellen. Hij had de laatste dag om hoger beroep in te stellen genoteerd en was van plan om dit tijdig te doen, maar door zijn omstandigheden was hij niet in staat om dit te realiseren. De Raad oordeelde echter dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, aangezien de appellant zich bewust was van zijn situatie en had moeten zorgen voor hulp van derden om zijn belangen te behartigen.

De Centrale Raad van Beroep verklaarde het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 29 augustus 2017.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 augustus 2017
16/3412 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 april 2016, 15/7916 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 11 november 2016 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 18 juli 2017. Appellant was aanwezig. Het Uwv heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 11 november 2016 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 17 mei 2016. Het hogerberoepschrift is digitaal op 19 mei 2016 ingediend. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft appellant aangevoerd dat hij de laatste dag om tijdig hoger beroep in te stellen in zijn agenda had genoteerd en van plan was een paar dagen voor het einde van de termijn in hoger beroep te gaan. Door medische redenen en persoonlijke omstandigheden is hij niet in staat geweest om tijdig hoger beroep in te stellen. Ook was hij aan het twijfelen geraakt doordat zijn advocaat had gezegd dat de zaak kansloos was.
De Raad ziet in het door appellant aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Het had op de weg van appellant gelegen om hulp van derden in te schakelen, juist omdat hij zich ervan bewust was dat hij door de omstandigheden niet steeds in staat was zijn belangen goed te behartigen.
Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat appellant niet in verzuim is geweest, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
29 augustus 2017.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

NW