ECLI:NL:CRVB:2017:2968

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
15/6636 WWB-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 27 augustus 2015 in de zaak met nummer 14/7013 een beslissing genomen, waartegen de appellant hoger beroep had ingesteld. Echter, de Raad verklaarde het hoger beroep op 10 januari 2017 niet-ontvankelijk, omdat de appellant binnen de gestelde termijn geen gronden had ingediend. De appellant heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring.

Het verzet werd behandeld op een zitting op 18 juli 2017, maar beide partijen waren niet verschenen. De Raad overwoog dat de eerdere uitspraak van 10 januari 2017 correct was, aangezien er geen nieuwe argumenten of gronden waren aangedragen door de appellant die de onjuistheid van die uitspraak konden aantonen. De Raad concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 augustus 2017
15/6636 WWB-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 augustus 2015, 14/7013 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 10 januari 2017 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 18 juli 2017, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 10 januari 2017 berust op de overwegingen dat binnen de daartoe gestelde termijn geen gronden van het hoger beroep zijn ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad stelt vast dat appellant in verzet niets heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de uitspraak van 10 januari 2017 onjuist is.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
29 augustus 2017.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

HD