ECLI:NL:CRVB:2017:2967
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 25 augustus 2016 de zaak behandeld onder nummer 15/6647. De Raad had eerder, op 22 februari 2017, het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De appellant heeft hiertegen verzet aangetekend, wat ter zitting op 18 juli 2017 is behandeld. Tijdens deze zitting zijn beide partijen niet verschenen.
De Raad heeft overwogen dat de appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim is geweest met betrekking tot de betaling van het griffierecht. De appellant had eerder schriftelijk aangegeven dat hij weigerde te betalen voor de behandeling van zijn hoger beroep. De Raad had de appellant in een brief van 16 september 2016 geïnformeerd over zijn verplichting tot het betalen van griffierecht en de mogelijkheid om een beroep te doen op betalingsonmacht, maar de appellant heeft hier geen gebruik van gemaakt.
Op basis van deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier D.W.M. Kaldenhoven.