ECLI:NL:CRVB:2017:2967

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
16/5623 ZVW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 25 augustus 2016 de zaak behandeld onder nummer 15/6647. De Raad had eerder, op 22 februari 2017, het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De appellant heeft hiertegen verzet aangetekend, wat ter zitting op 18 juli 2017 is behandeld. Tijdens deze zitting zijn beide partijen niet verschenen.

De Raad heeft overwogen dat de appellant geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim is geweest met betrekking tot de betaling van het griffierecht. De appellant had eerder schriftelijk aangegeven dat hij weigerde te betalen voor de behandeling van zijn hoger beroep. De Raad had de appellant in een brief van 16 september 2016 geïnformeerd over zijn verplichting tot het betalen van griffierecht en de mogelijkheid om een beroep te doen op betalingsonmacht, maar de appellant heeft hier geen gebruik van gemaakt.

Op basis van deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter T.G.M. Simons en griffier D.W.M. Kaldenhoven.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 augustus 2017
16/5623 ZVW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 augustus 2016, 15/6647 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CAK

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 22 februari 2017 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 18 juli 2017. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 22 februari 2017 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 10 oktober 2016 gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft appellant onder andere aangevoerd dat hij niet begrijpt waarom hij griffierecht is verschuldigd.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Voorafgaand aan de uitspraak van 22 februari 2017 heeft appellant de Raad schriftelijk bericht dat hij weigert voor de behandeling van zijn hoger beroep te betalen. Bij brief van 16 september 2016 heeft de Raad appellant meegedeeld dat hij griffierecht is verschuldigd en dat, indien hij meent het griffierecht niet te kunnen betalen, hij een beroep kan doen op betalingsonmacht. Daarbij is appellant gewezen op de criteria voor betalingsonmacht. Appellant heeft hier geen beroep op gedaan.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
29 augustus 2017.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

HD