ECLI:NL:CRVB:2017:2966

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
16/6977 ABP-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake pensioenfonds

Op 29 augustus 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/6977 ABP-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 20 april 2017, waarin het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk was verklaard. De aanleiding voor het verzet was dat appellante stelde dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep was overschreden door toedoen van haar juridisch adviseur, die niet tijdig had geattendeerd op de noodzaak om hoger beroep in te stellen. Tijdens de zitting op 18 juli 2017 heeft appellante verklaard dat haar juridisch adviseur enkel gemachtigd was voor de beroepsfase en niet voor het hoger beroep. Daarnaast heeft appellante aangevoerd dat haar gezondheidstoestand haar belemmerde om tijdig een hogerberoepschrift in te dienen.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Volgens vaste rechtspraak is het handelen of nalaten van een gemachtigde in beginsel voor rekening van degene die zijn belangen aan die gemachtigde heeft toevertrouwd. De Raad heeft ook opgemerkt dat appellante geen medische stukken heeft overgelegd die zouden aantonen dat zij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat was om een hogerberoepschrift in te dienen. Gelet op deze overwegingen heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 augustus 2017.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 augustus 2017
16/6977 ABP-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 15 juli 2016, 15/4524 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Stichting Pensioenfonds ABP

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht van 20 april 2017 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak van 15 juli 2016 niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 18 juli 2017. Appellante is verschenen. De
Stichting Pensioenfonds ABP heeft zich met voorafgaand bericht niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 20 april 2017 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft appellante verwezen naar het gestelde in het hogerberoepschrift van 27 oktober 2016. In het hogerberoepschrift is aangegeven dat de termijn is overschreden omdat appellante door haar juridisch adviseur niet tijdig erop is geattendeerd dat hij zich om hem moverende redenen niet aan de afspraak heeft kunnen houden om hoger beroep in te stellen. Ter zitting heeft appellante verklaard dat de juridisch adviseur alleen gemachtigd was voor de beroepsfase en dus niet ook voor het (instellen van) hoger beroep. Verder heeft appellante aangevoerd dat zij door haar gezondheidstoestand niet in staat is geweest zelf tijdig een hogerberoepschrift in te dienen en dat zij na een in oktober 2016 gevoerde procedure over een alimentatiekwestie heeft besloten in de nu voorliggende zaak toch hoger beroep in stellen.
De Raad ziet in het door appellante aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad dienen de gevolgen van het handelen of nalaten van een gemachtigde in beginsel voor rekening te komen van degene die de behartiging van zijn belangen aan die gemachtigde heeft toevertrouwd. Dat de juridisch adviseur van appellante alleen een machtiging had voor de beroepsfase doet hieraan niets af. De Raad stelt verder vast dat appellante (ook) in verzet geen medische stukken heeft overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat zij gedurende de gehele beroepstermijn buiten staat is geweest een hogerberoepschrift in te dienen.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
29 augustus 2017.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

AB