ECLI:NL:CRVB:2017:2896

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 augustus 2017
Publicatiedatum
23 augustus 2017
Zaaknummer
16/3837 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WIA-V

Op 23 augustus 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 16/3837 WIA-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad van 9 december 2016, waarin het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk werd verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het verschuldigde griffierecht niet was betaald en dat appellante redelijkerwijs in verzuim was. Echter, in het verzet is gebleken dat de gemachtigde van appellante niet in verzuim is geweest. Dit leidde tot de conclusie dat het verzet gegrond is, waardoor de eerdere uitspraak van 9 december 2016 vervalt. De Centrale Raad van Beroep heeft besloten het onderzoek voort te zetten in de stand waarin het zich bevond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling van het verzet. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 augustus 2017
16/3837 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2016, 13/2991 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 9 december 2016 heeft de Raad het door mr. dr. K.A. Faber, advocaat, namens appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 9 december 2016 heeft mr. dr. Faber namens appellante verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 9 december 2016 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet is betaald, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat (de gemachtigde van) appellante niet in verzuim is geweest.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van 9 december 2016 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
23 augustus 2017.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

AB