ECLI:NL:CRVB:2017:2694

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 augustus 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
16/6953 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake niet-ontvankelijkheid van hoger beroep door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in Marokko, een verzoek ingediend om herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 augustus 2014. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van een eerdere uitspraak waarbij het hoger beroep van verzoekster niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De zitting vond plaats op 23 juni 2017, maar verzoekster is niet verschenen. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft zich laten vertegenwoordigen door K. van Ingen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in eerdere uitspraken, waaronder die van 26 maart 2014 en 13 augustus 2014, vastgesteld dat verzoekster niet aan de vereisten voldeed om het hoger beroep ontvankelijk te verklaren. In de uitspraak van 10 december 2015 en 20 september 2016 zijn eerdere verzoeken om herziening afgewezen. De Raad heeft in deze uitspraak de voorwaarden voor herziening volgens artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uiteengezet. Het verzoek om herziening kan alleen worden toegewezen als er feiten of omstandigheden zijn die vóór de uitspraak plaatsvonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.

Verzoekster heeft in haar brieven geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die aan deze eisen voldoen. Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om herziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 augustus 2017.

Uitspraak

16/6953 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 augustus 2014, 13/5408 ANW
Partijen:
[Verzoekster] te [woonplaats], Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 4 augustus 2017
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van
13 augustus 2014.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2017. Verzoekster is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door K. van Ingen.

OVERWEGINGEN

1. Bij uitspraak van 26 maart 2014, 13/5408 ANW, heeft de Raad het hoger beroep van verzoekster tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2013, 12/6284 ANW, niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald.
2. Bij uitspraak van 13 augustus 2014, 13/5408 ANW, heeft de Raad het verzet van verzoekster tegen de uitspraak van 26 maart 2014 ongegrond verklaard. De Raad heeft het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet was betaald.
3. Bij uitspraak van 10 december 2015, 14/5468 ANW, heeft de Raad het verzoek om herziening van de uitspraak van 13 augustus 2014 afgewezen.
4. Bij uitspraak van 20 september 2016, 16/1057 ANW, heeft de Raad een nieuw verzoek om herziening van de uitspraak van 13 augustus 2014 wederom afgewezen.
5. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
6. Verzoekster heeft in haar brieven geen feiten of omstandigheden genoemd die bij haar niet bekend waren of redelijkerwijs niet bekend konden zijn vóór de uitspraak van 13 augustus 2014. Reeds daarom voldoet het verzoek niet aan de in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb gestelde eisen. Het verzoek om herziening moet dan ook worden afgewezen.
7. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2017.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) N. van Rooijen

AB