ECLI:NL:CRVB:2017:2664
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WGA-loonaanvullingsuitkering en de vastgestelde belastbaarheid van appellant na psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot zijn WGA-loonaanvullingsuitkering. Appellant, die zich op 5 januari 2009 ziek meldde met lichamelijke klachten en later psychische klachten ontwikkelde, was eerder in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv had zijn arbeidsongeschiktheid in 2011 vastgesteld op 100%, maar later, in 2011, werd dit percentage verlaagd naar 39,99%. Appellant stelde dat zijn psychische situatie was verslechterd na het overlijden van zijn echtgenote in 2012, maar het Uwv concludeerde na onderzoek dat zijn belastbaarheid in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 oktober 2011 nog steeds adequaat was. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van appellant aangevoerd dat er wel degelijk sprake was van een verslechtering van zijn medische situatie. De Raad oordeelde echter dat er geen aanknopingspunten waren om het oordeel van de rechtbank te betwisten. De verzekeringsartsen hadden hun conclusies goed gemotiveerd en er waren geen grote verschillen in de beoordelingen van appellant. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen ruimte was voor toewijzing van de gevraagde schadevergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van de medische beoordelingen en de consistentie in de vastgestelde beperkingen van appellant.