ECLI:NL:CRVB:2017:2647
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incidentieel hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van de rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis (appellant) incidenteel hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 januari 2017. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en zich gebogen over de ontvankelijkheid van het hoger beroep. De rechtbank had eerder in de zaken 15/7290 en 15/8068 geoordeeld, en het college was het niet eens met deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de termijn voor het instellen van incidenteel hoger beroep zes weken bedraagt, en dat deze termijn ingaat op de dag na verzending van de gronden van het hoger beroep. De gronden zijn op 28 februari 2017 aan appellant toegezonden, en het beroepschrift is op 13 april 2017 per fax ontvangen. De Raad oordeelt dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, omdat het na afloop van de termijn is ontvangen.
Appellant heeft in een brief van 30 juni 2017 aangegeven geen reden te hebben die de termijnoverschrijding kan rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep concludeert dat het incidenteel hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2017.