ECLI:NL:CRVB:2017:2647

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
1 augustus 2017
Zaaknummer
17/3250 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentieel hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van de rechtbank Rotterdam

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis (appellant) incidenteel hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 januari 2017. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en zich gebogen over de ontvankelijkheid van het hoger beroep. De rechtbank had eerder in de zaken 15/7290 en 15/8068 geoordeeld, en het college was het niet eens met deze uitspraak.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de termijn voor het instellen van incidenteel hoger beroep zes weken bedraagt, en dat deze termijn ingaat op de dag na verzending van de gronden van het hoger beroep. De gronden zijn op 28 februari 2017 aan appellant toegezonden, en het beroepschrift is op 13 april 2017 per fax ontvangen. De Raad oordeelt dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, omdat het na afloop van de termijn is ontvangen.

Appellant heeft in een brief van 30 juni 2017 aangegeven geen reden te hebben die de termijnoverschrijding kan rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep concludeert dat het incidenteel hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2017.

Uitspraak

17/3250 PW, 17/3251 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54, 8:108 en 8:110 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het incidenteel hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 januari 2017, 15/7290 en 15/8068
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge de artikelen 8:110, tweede lid en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het instellen van incidenteel hoger beroep bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de gronden van het hoger beroep aan de desbetreffende partij zijn gezonden. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De gronden van het hoger beroep zijn op 28 februari 2017 in afschrift aan appellant toegezonden.
Het beroepschrift is op 13 april 2017 per fax ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij schrijven van 13 juni 2017 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 30 juni 2017 geantwoord dat hij geen reden kan aanvoeren met een belang wat zwaarwichtig genoeg is om de overschrijding van de beroepstermijn te kunnen rechtvaardigen.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Het incidenteel hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2017.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

HD