Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de afwijzing van een WGA-uitkering aan appellant, die zich ziek had gemeld in verband met klachten aan zijn rechter elleboog. Appellant had eerder een WGA-uitkering ontvangen, maar het Uwv concludeerde dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot het besluit om zijn uitkering te beëindigen. Appellant voerde aan dat zijn gezondheidstoestand was verslechterd en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn fysieke en psychische klachten, waaronder een depressieve stoornis. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de verzekeringsartsen de klachten van appellant adequaat hadden beoordeeld. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die de eerdere beoordelingen konden ondermijnen. De Raad stelde vast dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van appellant correct hadden vastgesteld en dat de resterende functies die aan appellant konden worden voorgehouden, geen overschrijding van zijn belastbaarheid met zich meebrachten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een deskundige beoordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor appellanten om relevante medische gegevens aan te leveren ter ondersteuning van hun claims. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af.