Uitspraak
OVERWEGINGEN
“1 In dit artikel wordt verstaan onder:
d. bijkomende kosten:
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, werkzaam bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, had een verzoek ingediend om een aanvullende tegemoetkoming voor extra scholingskosten voor de school van zijn twee dochters. Dit verzoek werd afgewezen op basis van de regeling VUBZK, waaruit bleek dat appellant geen recht had op de gevraagde tegemoetkoming. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de minister in redelijkheid het verzoek kon afwijzen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden.
De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het convenant dat tussen de partijen was gesloten, de toepassing van het VUBZK voorschreef. Artikel 5.2 van het VUBZK bepaalt dat de tegemoetkoming in de onderwijskosten en bijkomende kosten gemaximeerd is en dat appellant slechts aanspraak kan maken op een vergoeding tot een bepaald bedrag. De Raad oordeelde dat de stelling van appellant dat zijn kinderen hoogbegaafd zijn en alleen op de door hem gekozen school adequaat onderwijs konden krijgen, onvoldoende onderbouwd was. Bovendien werd opgemerkt dat de keuze om zijn kinderen op deze specifieke school te plaatsen, een persoonlijke afweging was die niet voor rekening van de minister kon komen.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat appellant niet had aangetoond dat zijn collega’s onder dezelfde regeling vielen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, zonder aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.