ECLI:NL:CRVB:2017:2575

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
15/4994 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen afwijzing beroep op betalingsonmacht in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 4 mei 2016. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de rechtbank Gelderland, maar zijn beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het verschuldigde griffierecht van € 123,- niet tijdig had betaald. Appellant heeft verzet aangetekend, maar de Raad heeft vastgesteld dat de argumenten in het verzet uitsluitend betrekking hebben op de juistheid van de eerdere uitspraak en niet op de afwijzing van het beroep op betalingsonmacht. De Raad heeft eerder geoordeeld dat appellant niet voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht, en deze conclusie is niet bestreden in het verzet. De Raad heeft daarom opnieuw vastgesteld dat het beroep op betalingsonmacht terecht is afgewezen en dat appellant gehouden was het griffierecht te betalen. Aangezien appellant dit niet heeft gedaan, is het verzet ongegrond verklaard. Appellant had verzocht om uitstel van de zitting, maar dit verzoek is afgewezen omdat hij geen relevante argumenten had aangedragen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 juli 2017
15/4994 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
28 mei 2015, 14/4810 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 4 mei 2016 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 27 juni 2017. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 4 mei 2016 berust op de overwegingen dat het voor het instellen van het hoger beroep verschuldigde griffierecht van € 123,- binnen de daartoe gestelde termijn niet is betaald, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Voorafgaand aan de uitspraak van 4 mei 2016 is het door appellant gedane beroep op betalingsonmacht voor de betaling van het griffierecht afgewezen, omdat uit de door appellant overgelegde stukken blijkt dat hij niet aan de daarvoor in de rechtspraak ontwikkelde criteria voldoet.
Wat appellant in verzet naar voren heeft gebracht heeft uitsluitend betrekking op de juistheid van de aangevallen uitspraak, waarbij het beroep van appellant tegen een beslissing op bezwaar van de Svb van 17 juni 2014 ongegrond is verklaard. De juistheid van de afwijzing van het beroep op betalingsonmacht heeft appellant niet bestreden.
De Raad stelt thans - opnieuw - vast dat vast het beroep op betalingsonmacht terecht is afgewezen. Appellant was daarom gehouden het griffierecht te betalen. Dat heeft hij niet gedaan. Het verzet is daarom ongegrond.
Appellant heeft verzocht om uitstel van de zitting. De Raad heeft dat verzoek afgewezen, omdat appellant niets had aangevoerd dat betrekking heeft op de (rechts)vraag die in verzet aan de orde is. Ook na de ontvangst van de beslissing heeft appellant dat niet gedaan. De Raad ziet daarom geen grond om van die beslissing terug te komen.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2017.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) J.W.L. van der Loo
IvR