ECLI:NL:CRVB:2017:2554
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet wonen op uitkeringsadres en de zorgvuldigheid van het huisbezoek
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die sinds 22 november 2013 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft niet-ontvankelijk verklaarde voor een deel en ongegrond voor het andere deel. De intrekking van de bijstand was gebaseerd op bevindingen van een huisbezoek dat plaatsvond op 16 februari 2015, na meldingen dat appellant niet op afspraken was verschenen. Het college concludeerde dat appellant zijn hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres had, wat leidde tot de intrekking van de bijstand. Appellant betwistte de rechtmatigheid van het huisbezoek en de zorgvuldigheid van de rapportage die daaruit voortkwam. De Raad oordeelt dat het college voldoende redenen had om te twijfelen aan de juistheid van de door appellant verstrekte gegevens en dat de bevindingen van het huisbezoek voldoende grondslag bieden voor de intrekking van de bijstand. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af.