ECLI:NL:CRVB:2017:2549
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering door niet gemelde bankrekening en stortingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving samen met zijn partner bijstand op basis van de Participatiewet. Naar aanleiding van een aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag werd ontdekt dat de partner van appellant een bankrekening had die niet bij het college bekend was. Appellant heeft bankafschriften overgelegd, maar het college heeft geconcludeerd dat appellant in strijd met zijn inlichtingenverplichting geen melding heeft gemaakt van de kasstortingen en bijschrijvingen op deze rekening. Het college heeft vervolgens de bijstand over een periode van zes jaar herzien en een bedrag van € 12.339,21 teruggevorderd. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De Raad oordeelt dat appellant niet tijdig melding heeft gemaakt van de bankrekening en de daarop verrichte transacties, wat in strijd is met de inlichtingenverplichting uit de Participatiewet. Appellant heeft aangevoerd dat de kasstortingen geen inkomen zijn, maar de Raad oordeelt dat hij dit niet voldoende heeft onderbouwd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.